‘Boven en onder zijn makkelijk van elkaar te onderscheiden. Maar wat links en rechts is, is alweer anders als ik me omdraai: dat is dus veel moeilijker te snappen.’
De Leidse neuropsycholoog Ineke van der Ham ontdekte dat vijftien procent van de mensen worstelt met het verschil tussen links en rechts. Ze zegt de verwarring te begrijpen: ‘Het is iets heel bijzonders, maar het is ook heel menselijk.’
Haar onderzoek is genomineerd voor de Klokhuis Wetenschapsprijs 2021, bedoeld voor wetenschappelijk onderzoek dat ook interessant is voor kinderen op de basisschool.
Waarom besloot u hier onderzoek naar te doen?
‘Er is nog weinig over bekend, en wat er is, is niet zo objectief. In de jaren zeventig en tachtig zijn er wel wat onderzoeken gedaan, maar daar werd alleen een specifieke doelgroep, zoals artsen en hun vrouwen, bevraagd. Ik heb samen met de Universiteit Utrecht op grote evenementenlocaties willekeurig bijna vijfhonderd kinderen, ouderen, laag- en hoogopgeleiden gevraagd hoe goed zij zelf vinden dat ze links en rechts van elkaar kunnen onderscheiden. Daarvoor moesten zij zichzelf een cijfer geven. De meesten gaven een voldoende, maar 15 procent – en van de kinderen 18 procent – gaf een onvoldoende.
‘Een subgroep daarvan hebben we laten deelnemen aan een experiment achter de computer. De deelnemers moesten hun handen recht voor zich leggen. Op het scherm hebben we hen heel veel getekende poppetjes laten zien, waarvan hun handjes soms waren gekruist en soms niet. Ook werden ze afgebeeld van voren of van achteren. Bij elk poppetje moesten de deelnemers zeggen of de linker- of de rechterhand rood was, via een microfoon die meteen een reactietijd registreerde.’
Dus als je de voorkant van een poppetje met een rode rechterhand zag, dan zie je die aan jouw linkerkant maar moest je zeggen dat het de rechter was?
‘Precies. In die gevallen waren mensen wat langzamer, omdat je je in gedachten moet omdraaien. We zagen dat poppetjes die dezelfde kant op keken als de respondenten, en waarvan de handen niet waren gekruist, makkelijker waren. Daarmee konden we bewijzen dat je je mentale beeld van je lijf raadpleegt om tot het juiste antwoord te komen.’
Hoe kan het dat zo veel mensen moeite hebben met links en rechts?
‘Dat is nog een beetje gissen. Bij gezonde mensen zien we heel veel spreiding in ruimtelijke vaardigheden. Heel slimme mensen kunnen toch een matig ruimtelijk inzicht hebben. Ook weten we dat geslacht en leeftijd een rol kunnen spelen. Als je ouder wordt, verslechteren bepaalde vaardigheden bijvoorbeeld door veranderende breinstructuren. In ons onderzoek reageerden mannen wat sneller dan vrouwen. Dat komt omdat mannen doorgaans wat beter zijn in abstracte ruimtelijke taken.’
Kan het geen gevaarlijke situaties opleveren?
‘Jazeker. Daarom is het maatschappelijk gezien belangrijk dat we hier meer inzicht in krijgen. Kijk naar kinderen die deelnemen aan het verkeer, of rijlessen waarbij dit fenomeen vaak tot verwarring leidt. Op een TomTom zie je nog welke rijbaan je moet nemen, maar bij de voorrangsregel is dat een ander verhaal.’
Hoe zorgen zij er toch voor dat ze weten welke kant ze op moeten?
‘Zij hebben vaak strategieën om erachter te komen wat links en rechts is. Meestal zijn die visueel, zoals het met je linkerhand strekken van je duim en wijsvinger, zodat je hand de letter L van links vormt. Anderen gebruiken hun horloge of moedervlek als geheugensteun. Of ze weten dat ze met rechts schrijven, en dan stellen ze zich voor met welke hand ze dat doen.’
Daar gaat wel veel tijd overheen.
‘Precies. In het verkeer is dat best een ding. Dat vijftien procent van de mensen hier moeite mee heeft, vind ik voor bepaalde situaties een te hoog aantal.’
Hoe kan dit worden verbeterd?
‘Net als het leren van de tafels op de basisschool, zou ook het leren van links en rechts bij kinderen meer moeten worden geautomatiseerd. Tussen de leeftijd van zes en acht jaar zou je het er echt in moeten rammen, want dan beginnen ze ook deel te nemen aan het verkeer.
‘We hebben ook ontdekt dat kinderen die vaker zelf naar school gaan beter zijn in het herkennen van hun omgeving en het vinden van de weg. Als je altijd wordt gebracht, leer je dat minder goed. Ik kan me voorstellen dat mensen het dus nooit echt nodig hebben gehad, tot ze bijvoorbeeld leren autorijden. Maar dan wordt het lastiger om het nog te automatiseren.
‘Maak kinderen er dus zoveel mogelijk van bewust wat links is en wat rechts, gewoon door het te vragen. Of laat ze bij het winkelen twee meter voor je lopen, en kijk maar of ze het kunnen vinden. Laat het hen vooral zelf doen.’
Ineke van der Ham is een van de tien genomineerden voor de Klokhuis Wetenschapsprijs. Naast Van der Ham zijn nog drie andere Leidse onderzoeken genomineerd.
Hanna Swaab, Rachel Plak en Ralph Rippe onderzochten hoe autistische kinderen de lockdown hebben beleefd. Hadden zij minder stress, of waren die plotselinge veranderingen juist moeilijk?
Michelle Spierings onderzocht hoe muzikaal dieren zijn. Meer kennis daarover laat ons beter begrijpen wat muzikaliteit is.
Evert Jan van Leeuwen ontdekte hoe horrorverhalen ons belangrijke lessen kunnen leren over de gevaren van spullenverslaving.
Stemmen kan tot dinsdag 9 november via hetklokhuis.nl. Op 10 november is de uitreiking. Aan het winnende onderzoek wordt een Klokhuisaflevering gewijd.