Wetenschap
Meer zorgen én meer werken: vooral vrouwen lijden onder gespleten beleid
Als het over zorg gaat, zijn ambtenaren even verdeeld als het beleid dat ze uitvoeren, ontdekte Janna Goijaerts. En dat komt vooral op het bordje van vrouwen terecht.
Mark Reid
donderdag 20 oktober 2022
De Kattekop, het kinderdagverblijf van de Universiteit Leiden.

De staat zit in een spagaat. Aan de ene kant spoort de overheid mensen, en dan voornamelijk vrouwen, aan om meer aan het werk gaan. Aan de andere kant moeten burgers meedoen met de participatiesamenleving, waarin ze steeds meer zorgtaken op zich nemen.
Vooral vrouwen zijn de dupe van dit gespleten beleid, zegt promovendus Janna Goijaerts, die bij de Health Campus in Den Haag onderzoek doet naar sociale investeringen in de gezondheidszorg. Tijdens haar master deed ze onderzoek naar dit dubbelzinnige overheidsbeleid, wat leidde tot een publicatie in Social Politics.

‘De overheid wil hogere arbeidsparticipatie van vrouwen, want dat brengt belastinggeld in het laatje’, zegt Goijaerts. ‘Maar aan de andere kant probeert de overheid zorgkosten te drukken door burgers zo veel mogelijk zelf voor hun naasten te laten zorgen in plaats van professionele hulp in te schakelen. Die zorgtaken komen ook voornamelijk bij vrouwen terecht. Dat is tegenstrijdig, terwijl je juist verwacht dat één overheid één beleid zou uitdragen. Ik wilde weten hoe dat kan.’

Tweedeling 

Daarvoor liet ze beleidsmakers van verschillende departementen een opdracht uitvoeren. De ambtenaren moesten een aantal uitspraken op volgorde leggen van oneens naar eens. Deze uitspraken vertegenwoordigden verschillende mogelijke opvattingen over overheidsbeleid. Zo wijst een stelling als ‘Kinderopvang stimuleren is een goede manier om arbeidsparticipatie van vrouwen te stimuleren’ op een sociale investeringsgedachte, terwijl een statement als ‘Publieke diensten zijn minder efficiënt dan de private diensten’ juist op een neoliberaal gedachtegoed wijst.

Bij bijna alle ambtenaren was een duidelijk patroon te zien. ‘Ze hingen behoorlijk sterk de sociale investeringsgedachte aan’, vertelt Goijaerts. ‘De kern daarvan is dat je de arbeidsparticipatie zo hoog mogelijk wil hebben, omdat dat ervoor zorgt dat er een grote groep is die belasting betaalt en zo bijdraagt aan de verzorgingsstaat. Daarvoor investeert de overheid in mensen via onderwijs, kinderopvang en herintrede in de arbeidsmarkt.’

Het enige waarover geen duidelijke overeenstemming tussen de ambtenaren bestond, was de zorg. Daar vertoonden de meningen van de beleidsmakers over professionele en informele zorg dezelfde tweedeling als in het daadwerkelijke gevoerde beleid.

Niet naar gender gekeken

Ook bleek uit gesprekken dat er tussen de ministeries van Onderwijs en Sociale Zaken een nauwe samenwerking bestond om arbeidsparticipatie van vrouwen te verhogen door beleid overeen te stemmen. Die samenwerking ontbrak met het ministerie van Volksgezondheid, uitgerekend het ministerie dat samen met Sociale Zaken betrokken was bij het optuigen van de participatiesamenleving.
Volgens Goijaerts heeft dat gebrek aan communicatie en overeenstemming over basale waarden geleid tot gespletenheid. ‘Onze overheid is een stuk gefragmenteerder dan je zou hopen. Nederland heeft een tijd terug gekozen voor het combinatiemodel, waarbij burgers werken én zorgen, en die last komt vooral bij vrouwen te liggen.

‘Er is wel een publiek debat geweest over de gevolgen van de participatiesamenleving voor vrouwen, maar in de beleidsoverweging is het nooit als een issue met genderongelijkheid gepresenteerd. De ambtenaren hadden weliswaar een monsterlijke taak om alles werkend te krijgen, maar daarbij hebben ze helemaal niet gekeken naar de genderbalans. En in een land waar driekwart van de werkende vrouwen parttime werkt en overwegend vrouwen zorgtaken op zich krijgen, hoort dat wel bij je overwegingen. Bij ministeries als Volksgezondheid stond men daar niet bij stil.’