Wetenschap
Hoe harder het vak, hoe minder vrouwen
In haar boek Ongekend portretteert Margriet van der Heijden vergeten vrouwelijke wetenschappers. ‘Toen ik solliciteerde, hoorde ik: “Jammer dat je gehandicapt bent.” Dat ging over mijn dochters.’
Emiel Beinema
donderdag 15 december 2022
Irène Joliot-Curie (links) en moeder Marie Skłodowska-Curie in 1925

Hoe kwam u op het idee om een boek over onbekende vrouwen in de bètawetenschappen te schrijven?
'In 2013 was ik als wetenschapsredacteur bij NRC verantwoordelijk voor wis- en natuurkunde. Toen heb ik een opiniestuk geschreven: “Natuurkunde is toch niks voor een vrouw”. Daarop kwamen ontzettend veel reacties van vrouwen die zich herkenden in de obstakels en vooroordelen. Daardoor dacht ik: ik moet door met dit onderwerp.

'Een aantal jaar later maakte ik voor de krant een serie over vrouwen die over het hoofd zijn gezien in de natuurwetenschap. Die serie heeft uiteindelijk geleid tot dit boek, aangevuld met meer portretten en een lange inleiding.'

Hoe heeft u gekozen?
'Dat heb ik intuïtief gedaan, zeker voor de krant. Ik ben teruggegaan in de tijd tot de natuurwetenschappelijke revolutie van de zeventiende eeuw, tot de eerste vrouwelijke hoogleraar, kort daarna, in 1732. Je kunt natuurlijk nog tot de oudheid, en verder, teruggaan, maar ik wilde me op de moderne natuurwetenschap richten.' (Tekst gaat verder onder kader)

Deeltjesfysicus werd journalist en hoogleraar

Margriet van der Heijden is opgeleid als deeltjesfysicus, werkte na haar promotie als wetenschapsjournalist en is inmiddels hoogleraar wetenschapscommunicatie aan de Technische Universiteit Eindhoven. Ze publiceerde vorig jaar Denken is verrukkelijk, een boek over de Leidse tijd van wetenschappers Tatiana Afanassjewa en Paul Ehrenfest.

In Ongekend presenteert ze 32 portretten van onbekende vrouwen uit de natuurwetenschappen. Zo schrijft ze hoe Irène Joliot-Curie, de dochter van Marie Skłodowska-Curie, in 1935 net als haar ouders samen met haar echtgenoot een Nobelprijs won, of dat Eunice Newton Foote ruim 165 jaar geleden al schreef over het broeikaseffect.

Naast de portretten van individuen legt Van der Heijden ook verbanden. In haar inleiding, getiteld ‘Uit het keurslijf van bescheiden dienstbaarheid’, beschrijft ze aan de hand van de portretten en haar eigen ervaringen historische trends en geeft ze mogelijke verklaringen voor de benadeelde positie van vrouwen in de natuurwetenschap.

'In lijn met mijn eigen achtergrond ben ik daarbinnen uitgekomen op de “harde” natuurwetenschappen. Er zitten niet veel biologen in. Als je kijkt naar het imago van vakken: hoe “harder” een vak wordt gevonden – natuurkunde, wiskunde, maar ook wel filosofie – hoe minder vrouwen. Dus dat zijn misschien ook de vakken waarin het het interessantst is om wel naar vrouwen te zoeken.

'Ik wilde geen boek met heldinnen: kijk wat een fantastische vrouwen allemaal. Daarom heb ik ook vrouwen opgenomen zoals wiskundige Grace Chisholm Young, die het niet erg vond dat gezamenlijke artikelen op naam van haar man stonden omdat hij daar meer geld mee verdiende. Ik hoop dat de geportretteerden zo gevarieerd zijn dat je daarachter ook al die andere vrouwen ziet die net zo goed een carrière in de natuurwetenschappen hadden gewild maar net wat minder geluk hadden of voor wie de vooroordelen (zie kader) te zwaar wogen.'

U bent zelf gepromoveerd bij het prestigieuze internationale
instituut voor deeltjesonderzoek (CERN), maar niet in de natuurkunde gebleven. Komt dat ook door die vooroordelen?
'Dat is alweer een tijd geleden, in een periode waarin men niet echt ingesteld was op vrouwen in de natuurkunde. Ik had tijdens mijn promotieonderzoek een dochter gekregen, en vlak daarna weer. Toen ik daarna solliciteerde voor een postdoc-plaats werd er gezegd: “Je bent wel goed, maar jammer dat je gehandicapt bent.” Die handicap waren mijn dochters.'

'Misschien is het nu eens de beurt aan mannen om naar hun eigen rol te kijken'

'Ik had natuurlijk naar het buitenland kunnen gaan, maar ik wist niet hoe ik dat moest doen met een baby en een klein dochtertje. Daarvoor was ik misschien niet dapper genoeg. Als wetenschapsjournalist kon ik wetenschap combineren met schrijven, wat ik ook altijd al heel leuk had gevonden. En in plaats van die grote experimenten bij CERN met duizend mensen is het ook wel leuk als je gewoon zelf wat kunt maken.'

'Toch heb ik de wetenschap gemist. Ik viel met mijn neus in de boter: ik mocht zo na mijn afstuderen naar CERN, een van de leukste periodes van mijn leven. De internationale samenwerking, het gevoel dat je misschien echt iets nieuws kunt ontdekken en de combinatie van kwaliteiten die je nodig hebt: je moet de detector en de bijbehorende natuurkunde begrijpen, programmeren, overleggen, de data interpreteren…

'Maar de wetenschap is nu weer anders, competitiever en voor jonge wetenschappers soms heel hard. Dus ik wil het ook niet idealiseren.'

Hoe gaat het nu met vrouwen in de natuurwetenschappen?
'Er wordt, meer in algemene zin in de maatschappij, vaak gesproken over “deeltijdprinsesjes”. Daar erger ik me enorm aan. Dan denk ik: hallo! De drie eeuwen hiervoor mochten vrouwen vaak amper werken, zeker niet op hoger niveau. Pas in 1957 werden gehuwde vrouwen in Nederland als handelingsbekwaam beschouwd: tot die tijd moesten mannen hun huishoudgeld geven, mochten ze geen huis of auto kopen. Als je besloot niet te trouwen, was je een mejuffrouw: dan was er dus voor jou een speciale titel die meisjes ook kregen. Zo werd je letterlijk niet voor vol aangezien.

'Het is unfair om te zeggen: jullie werken niet genoeg en zijn niet ambitieus. Kijk eens naar de geschiedenis, wat vrouwen is aangepraat, waar we vandaan komen. Misschien is het nu eens de beurt aan mannen om naar hun eigen rol te kijken.'

Want die ideeën werken nog steeds door?
'Je wordt opgevoed door een generatie die dat nog heeft meegemaakt, of dat zijn nu je grootmoeders. Mijn eigen moeder werd ontslagen toen ze trouwde. Dat was na 1957, maar die ideeën ijlden nog lang door. En dat is niet zo heel lang geleden, wil ik maar zeggen.'

Margriet van der Heijden, Ongekend, Uitgeverij Nieuwezijds, €19,99

Hoe vrouwen stopten met breien en ‘blauwkousen’ werden

In Ongekend staat ook een portret van een Leidse natuurkundige. ‘Mejuffrouw’ Hendrika (Jo) van Leeuwen promoveerde in 1919 bij Hendrik Lorentz op de quantummechanische oorsprong van magnetisme.

‘Toen de eerste vrouwen rond 1900 gingen studeren, waren wis- en natuurkunde redelijk populair bij vrouwen: ongeveer de helft van de vrouwen ging naar die faculteit, deels ook voor farmacie’, vertelt Margriet van der Heijden.

In 1900 werd de Vereeniging van Vrouwelijke Studenten te Leiden (VVSL, in 1973 gefuseerd met Minerva) opgericht. Lorentz’ dochter Berta, die ook natuurkunde studeerde, was daar lid en schreef in 1910 mee aan het lustrumboek. Dat vond Van der Heijden prachtig om te lezen: ‘Over hoe zij worstelden met hun positie. Bij de eerste vergaderingen zaten sommige vrouwen te breien. Dan ontstond er discussie of dat wel of niet moest kunnen.’

Dat probleem was bij het tienjarig bestaan al opgelost. ‘Nadat op de eerste vergaderingen in eigen lokaal – louter vervelende reglementsbesprekingen – de ijver zich had afgekoeld op het merken van onze eigen stof- en theedoeken, werd de breikous niet meer op de V.V.S.L. gezien’, zo tekent ene J.E. Vreede in het boek spottend op.

Belangrijker nog was dat leden van de vereniging, zoals veel meer studerende vrouwen, bang waren uitgemaakt te worden voor ‘blauwkousen’, vertelt Van der Heijden: een spotnaam voor geleerde vrouwen ‘die zoveel met hun neus in de boeken zouden zitten dat ze hun vrouwelijkheid verloren’.

‘Wat er ook in stond, was dat Lorentz de VVSL van feministische lectuur had voorzien’, aldus Van der Heijden. ‘Waarschijnlijk kwam dat doordat de vrouw van Lorentz, Aletta, een beetje feministisch was, voorstander van vrouwenkiesrecht bijvoorbeeld. Niet met dezelfde strijdbaarheid als Aletta Jacobs trouwens, die bovendien socialistisch was. In Leiden waren ze wat deftiger, dus daar ontstond een gematigder afsplitsing van Jacobs’ Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht.

‘Het was een beetje een braaf soort vooruitstrevendheid. Vrouwen mogen meedoen, maar we moeten het ook niet overdrijven. Aletta Jacobs was al te strijdlustig, eigenlijk. Het moest wel keurig blijven.’