Naar schatting hebben ruim 200.000 Nederlanders last van een obsessieve-compulsieve dwangstoornis (OCD). Wat is dat precies?
‘OCD is een angststoornis die bestaat uit twee componenten: de obsessie en compulsies. Die obsessies zijn dwanggedachten die patiënten continu bezighouden en hen heel veel stress opleveren. Om die stress te doen verminderen, gaan ze bepaalde handelingen vertonen. Die handelingen noemen we compulsies.
‘Er zijn grote individuele verschillen. Bij de ene persoon gaat het om fysieke handelingen en is het dus heel duidelijk voor de buitenwereld te zien, terwijl het zich bij de ander voornamelijk afspeelt in het hoofd. Ook is er vaak sprake van zogeheten comorbiditeit: de dwang gaat dan gepaard met andere angstklachten of depressie.’
Hebt u voorbeelden van dwanggedachten?
‘Dat kan van alles zijn. Ik ken het verhaal van een patiënt die op bezoek was geweest bij zijn ouders en bij het naar huis rijden het gevoel kreeg dat er iets ergs met hen zou gebeuren of dat hun huis zou afbranden. Om dat te voorkomen moest hij twee keer terugrijden naar het huis en een extra rondje op de rotonde rijden.
‘Een ander heel bekend voorbeeld is smetvrees: patiënten die daaraan lijden hebben continu het gevoel dat bijvoorbeeld hun handen vies zijn. Die wassen ze soms tot bloedens toe, om maar van dat gevoel af te komen. Weer anderen hebben de obsessie om alles symmetrisch neer te leggen of te ordenen. Door die handeling uit te voeren proberen ze hun gedachten tot rust te brengen. Het probleem is dat de handelingen geen logische relatie hebben met de dwanggedachten. Maar hoewel de patiënten zich daarvan bewust zijn, moeten ze die handelingen tóch uitvoeren.’
Terwijl ze daarmee juist niet de gewenste rust bereiken, toch?
‘Klopt, het wordt vaak alleen maar erger. Zo is er het voorbeeld van een patiënt die bij het verlaten van zijn huis van zichzelf twee keer moet checken op de deur op slot zit. Een paar weken later moet hij het nog veel vaker doen om dat gevoel van rust te bereiken. Nog weer later is het helemaal ontspoord: hij is continu de klink aan het checken en de sleutel aan het omdraaien, terwijl hij in zijn hoofd een liedje moet neuriën. Als er een fietser langs het huis fietst, moet hij opnieuw beginnen. Hij blijft het gevoel houden dat er iets niet klopt, waardoor het soms uren duurt voordat hij de deur uitkomt. Je raakt daardoor helemaal verlamd en het kost heel veel energie.’
Wat is er aan de hand in het brein van deze patiënten?
‘We weten inmiddels dat er een hyperreactie optreedt in hun brein op het moment dat ze een fout maken. Het proces in de hersenen dat erin resulteert dat we flexibel op situaties kunnen reageren, is bij hen verstoord. Ze zijn daarom vaak heel rigide en willen fouten koste wat het kost voorkomen, tegen fouten maken hebben ze een aversie. En zelfs als ze geen fouten maken, treedt die reactie soms op in hun brein. Hun interne rookmelder staat bij wijze van spreken veel te gevoelig afgesteld.’
Hun brein geeft dus de hele tijd een soort vals alarm?
‘Ja. De functie van een goed werkend alarmsignaal in je brein is dat je je gedrag vervolgens op een juiste manier kan aanpassen. Bij patiënten met OCD is sprake van verhoogde foutsignalen. Die theorie is eind jaren tachtig door onderzoekers bedacht en jaren later bevestigd toen we met behulp van betere technieken de activiteit van de hersenen konden meten en dus ook het moment dat iemand een fout maakt konden vastleggen.’
‘We weten inmiddels ook waar in het brein dit proces zich afspeelt. Het is hetzelfde gebied dat actief is als je bijvoorbeeld pijn hebt. Wanneer dat deel van je brein overactief is, kan dat bijdragen aan het ontwikkelen van compulsies, oftewel dwanghandelingen.
‘We kijken ook naar de invloed van de sociale omgeving. Zo weten we dat OCD-patiënten een verhoogd verantwoordelijkheidsgevoel hebben voor de mensen om hen heen en dat hun brein nog sterker reageert als ze een fout maken die vervelende gevolgen heeft voor iemand anders.’
Als ze zo slecht tegen het maken van fouten kunnen, proberen ze dan ook zo risicoloos mogelijk te leven?
‘Ze hebben een intolerantie voor onzekerheid, daar kunnen ze heel slecht tegen. Ook veel patiënten met andere angststoornissen scoren daar trouwens hoog op. Ze willen dat hun leven zo gestructureerd mogelijk is en zo veel mogelijk controle hebben. Je ziet ook vaak dat ze alles netjes opruimen en ordenen. Dat kan ook weer samenhangen met het feit dat ze een enorme reactie in hun brein krijgen als er wél een keer iets fout gaat.’
Ontwikkelen ze ook andere klachten?
‘Dwangklachten kunnen resulteren in extreme vermoeidheid. Sommigen komen zelfs thuis te zitten, waardoor hun sociale netwerk wegvalt. Maar wij mensen zijn natuurlijk sociale wezens, dus juist het hebben van contact met andere mensen is belangrijk voor herstel. Bovendien kan dwang ook leiden tot andere angsten, stress en depressieve gevoelens. Ze moeten er dus extra goed op letten dat ze voldoende slapen, genoeg bewegen en niet te veel stress hebben.’
Hoe kunnen andere mensen zich iets bij een dwangstoornis proberen voor te stellen?
‘Iedereen kent het gevoel dat je bijvoorbeeld iets bent vergeten wanneer je het huis uitgaat, maar dat je niet weet wat. De meeste mensen kunnen dat vrij snel weer loslaten, maar bij dwangpatiënten kan zo’n gedachte hun hele dag beheersen. En dat elke dag weer, bijna 24 uur per dag. Hoe vermoeiend moet dat zijn?’
Is een dwangstoornis goed te behandelen? Lange tijd werd gedacht van niet, schrijft toonaangevend psychiater op het gebied van dwang én zelf dwangpatiënt Menno Oosterhoff in zijn boek Vals alarm. Maar de afgelopen decennia is daar verandering in gekomen. Vandaag de dag zijn cognitieve gedragstherapie (CGT) en medicatie de meest voorkomende behandelingen.
De kern van cognitieve gedragstherapie is exposure en responspreventie, schrijft Oosterhoff. Bij exposure stellen patiënten zich bloot aan juist datgene wat ze willen vermijden. Bij responspreventie proberen de patiënten hun handelingen niet uit te voeren.
Iemand met smetvrees moet in deze behandeling dus juist vuile handen maken of proberen niet meer de handen te wassen. Het idee van deze therapie is dat de patiënten de confrontatie aangaan met de spanning die dit oproept. Want: die spanning zakt op een gegeven moment weer. Wanneer patiënten deze oefening vaak genoeg herhalen, zal de drang om te dwangen afnemen.
Geregeld wordt CGT gecombineerd met medicatie, aldus Oosterhoff. Veelgebruikte middelen zijn antidepressiva die gevoelens van angst en onrust kunnen verminderen, zoals escitalopram en fluoxetine.
Desondanks is dwang ‘vaak chronisch’ en is volledig herstel ‘eerder uitzondering dan regel’, schrijft Oosterhoff. Therapie en medicatie kunnen de stoornis wel sterk verminderen en patiënten kunnen leren ermee om te gaan.
Ellen de Bruijn, Alarmsignalen in ons brein. Lezing, maandag 13 februari, Lipsius 0.19 van 19.30 – 21.30 uur. In datzelfde blok geeft universitair docent Jelle van Buuren van het Institute of Security een lezing over complottheorieën. Ook online te volgen. Aanmelden kan hier