In een afgesloten ruimte in het Van Steenisgebouw staan honderden dozen onder TL-lichten te wachten tot iemand ze komt bekijken. De wirwar van handgeschreven en gedrukte labels verraadt hoe vaak de collectie al is gereorganiseerd, verhuisd en opnieuw ingedeeld. Dozen vol potscherven en aardewerk, menselijke botten, grondboormonsters en vuurstenen zijn het resultaat van vele decennia aan opgravingen door Leidse archeologen.
De meeste voorwerpen liggen netjes verpakt in moderne, zuurvrije dozen die de inhoud veilig voor lange tijd kunnen bewaren. Maar daartussen staan ook oude dozen van printerpapier, Ierse whisky of Mars-repen, het enige verpakkingsmateriaal dat bij een opgraving voorhanden was.
Geen goudstaven
Joanita Vroom, hoogleraar Archeologie van Middeleeuws en Vroegmodern Eurazië, coördineert het Leiden Inventory of the Depot om de collectie beter te documenteren en archiveren. ‘Voor zover ik weet liggen er geen goudstaven in het depot’, zegt ze. ‘Als deze stukken bij Christie’s geveild werden, zouden ze niet veel opbrengen. Maar voor ons zijn al die brokken en scherven van onschatbare wetenschappelijke waarde.’
Een van de grondleggers van de collectie was hoogleraar Henk Franken (1917-2005). De voorwerpen die hij vanaf de jaren ‘60 meenam van opgravingen uit het Nabije Oosten vormen nog steeds een aanzienlijk deel van het depot, dat daarnaast ook veel vondsten uit de Nederlandse prehistorie en Middeleeuwen, en uit Zuid-Amerika bevat.
Een deel van de collectie wordt gebruikt voor onderzoek en onderwijs. ‘Het is belangrijk dat studenten objecten kunnen zien en voelen’, vertelt Vroom. ‘Vanaf het eerste jaar komen ze er tijdens practica mee in aanraking. Ze moeten herkennen wat ze bij opgravingen kunnen verwachten, dat helpt enorm om de fijne kneepjes van het vak te leren.’
In zo’n omvangrijke collectie is het niet makkelijk om het overzicht te houden. Vroom: ‘We hebben een overzicht met wat er globaal in de dozen zit, en sinds 2019 zijn we bezig om een digitale database te bouwen die voor iedereen toegankelijk is. We proberen specialisten binnen de faculteit zo veel mogelijk te laten inventariseren en documenteren. Gedeeltelijk gaat dat nog op de ouderwetse manier door het materiaal te beschrijven, te fotograferen en te tekenen. En daarnaast zijn we ook begonnen om stukken te scannen in 3D.’
Codes uitvogelen
Vroom moedigt regelmatig studenten die op zoek zijn naar een scriptieonderwerp aan om een duik te nemen in de collectie. Dat de studenten bij hun onderzoek een deel van de collectie kunnen inventariseren is mooi meegenomen.
Een van die studenten is Elizabeth Hicks, die een research master doet over aardewerk uit Jordanië in de twaalfde tot vijftiende eeuw. ‘Als je het depot inloopt, is het eerste wat je ziet karton van allerlei ouderdommen en in verschillende staten’, legt ze uit. ‘Je moet met behulp van de afkortingen en nummers op de dozen uitvogelen waar je naar kijkt. De codes verwijzen vaak naar oude catalogi of databases die simpelweg niet meer bestaan. Ik heb minstens 200 dozen moeten doorzoeken om al het aardewerk te vinden van de site die ik bestudeer.’
Hicks onderzoekt aardewerk dat Franken in de jaren ’60 opgroef in Jordanië. Toen Franken daar naar voorwerpen uit de bronstijd zocht, stuitte hij op honderden graven uit de islamitische periode. Ook al was hij niet specifiek geïnteresseerd in die periode, besloot hij toch het gevonden islamitische aardewerk te bestuderen. ‘Franken heeft later in Leiden de afdeling Aardewerktechnologie opgezet.’
Het duurde bijna tien jaar voordat hij zijn onderzoek uiteindelijk naar buiten bracht. Maar wat hij uiteindelijk publiceerde was een voor die tijd nieuwe manier om archeologische vondsten te bekijken. ‘Hij onderzocht elke individuele stap die nodig was om een voorwerp te maken, om te kunnen snappen hoe die stap het eindproduct beïnvloedt’, legt Hicks uit. ‘Samen met zijn collega Jan Kalsbeek, een ervaren pottenbakker, keek hij waar de klei vandaan kwam, welke methodes werden gebruikt om de pot te vormen en hoe het werd gedecoreerd. Die zogeheten chaîne opératoire-methode is tegenwoordig belangrijk in de archeologie en antropologie.’
Vastgelijmd
Nadat Franken de collectie had bestudeerd, werd een deel gebruikt voor exposities in België, iets wat Hicks zelf heeft moeten ontdekken. ‘Veel van het aardewerk zat vastgelijmd aan grote borden. We wisten eerst niet waarom dat was, later kwamen we pas achter het bestaan van de exposities. Die lijm is helaas lastig te verwijderen en maakt het moeilijk om details te bestuderen. We laten die borden nu staan als herinnering hoe je niet met keramiek moet omgaan.’
Maar waarom zou je al dat gebroken aardewerk willen bewaren, zeker als het grootste deel al is onderzocht? ‘Onze methodes veranderen voortdurend’, verklaart Vroom. ‘Wij stellen nu heel andere vragen aan het materiaal stellen dan vijftig of zelfs twintig jaar geleden. Als archeologen hebben we de verantwoordelijkheid om alles goed te documenteren en te archiveren. Het heeft geen zin om opgegraven artefacten weer de grond in te stoppen als de hele context kapot is gemaakt door je schep. Daarom bewaren we zoveel mogelijk in dit depot, zodat we het in de toekomst opnieuw kunnen bestuderen, wat weer nieuwe informatie oplevert.’
Verborgen schatten
Ze laat een gebroken Byzantijnse amfoor zien, waarvan inmiddels ook een 3D-scan is gemaakt. ‘Zo kunnen we de complete vorm reconstrueren en het volume bepalen. Dat vertelt ons dan weer meer over hoe mensen dit hebben gebruikt. Met moderne technieken kunnen we ook zien of er kleine resten van hars zitten. Daaruit kunnen we afleiden dat in deze transportkruik een soort retsina (een Griekse wijn met de smaak van hars, red.) heeft gezeten.’
Toen Hicks Frankens aardewerk nog een keer onder de loep nam, kwam ook zij tot nieuwe conclusies.
‘Hij concludeerde dat er maar één manier was waarop keramiek werd gemaakt. Toen ik met een stereomicroscoop details bekeek en foto’s met hoge resolutie bestudeerde, ontdekte ik dat er méér methodes zijn. Dit kan begrip van samenlevingen in Jordanië in de veertiende eeuw helemaal doen verschuiven.’
Zo dient het depot dus ook om de geschiedenis van de archeologie te onderzoeken, vervolgt ze. ‘Frankens interpretaties zijn een weerspiegeling van archeologie in zijn tijd. Mijn onderzoek reflecteert de ideeën van de huidige archeologie. Hopelijk kan iemand in de toekomst deze collectie nogmaals bekijken. Ik weet niet of er nog verborgen schatten in het depot te vinden zijn, maar je gaat in elke doos verhalen vinden.’