U hebt onderzoek gedaan naar klachten van patiënten over huisartsen. Hoe deed u dat?
‘Ik heb over de afgelopen tien jaar alle klachten geanalyseerd die zijn binnengekomen bij verschillende huisartsenposten in Leiden, Leiderdorp en Alphen aan den Rijn. In die tien jaar zijn er 750.000 bezoeken aan en telefoontjes naar huisartsen geweest. Daarover zijn 484 klachten binnengekomen: een brief, e-mail of uitgetikt telefoongesprek. Omdat in veel klachtenbrieven meerdere klachten stonden, heb ik in totaal 833 verschillende klachten onderzocht.’
Wat waren de voornaamste?
‘Vijfenveertig procent gaat over medische expertise, zoals het missen van diagnoses, veertien procent over managementzaken zoals wachttijden en toegang tot zorg, en één procent over communicatieproblemen, zoals niet teruggebeld worden.
‘Een aanzienlijk deel, vijfendertig procent, betrof klachten over professionaliteit. Dat heeft mijn speciale aandacht gekregen. Patiënten gaven aan dat ze zich niet serieus genomen voelden, weinig empathie ervoeren of onplezierig waren toegesproken. Ook waren er klachten over huisartsen die ongeïnteresseerd of arrogant waren en geen hand gaven. Dat vond men verschrikkelijk bot.’
U hebt ook praktijkopleiders geïnterviewd omdat u wilde weten wat volgens hen huisartsen in opleiding onprofessioneel maakt. Wat kwam daaruit?
‘Zij vinden vooral een van-negen-tot-vijf-mentaliteit onprofessioneel en het hebben van burnout-achtige klachten. Als je die hebt, hoor je er volgens hen niet helemaal bij. Daar waren ze helemaal niet empathisch over. Het idee is: als je van de opleiding al overbelastingsklachten krijgt, wat moet het dan worden als je echt huisarts bent?’
Bent u het daarmee eens?
‘Ja, dan ben je gewoon geen huisartsmateriaal. Het werk houdt bijna nooit op om vijf uur, je komt heftige dingen tegen, je moet af en toe een nacht doorwerken. Er wordt van je verwacht dat je altijd huisarts bent, ook buiten de deur van de praktijk. Sommige artsen in opleiding vinden dat spannend. Die zeggen niet dat ze huisarts zijn, maar dat ze als huisarts werken.’
Hebben huisartsen dan minder recht op deeltijdwerk dan anderen?
‘Natuurlijk hebben mensen recht op deeltijdwerk, maar ik denk dat we het te veel zijn gaan zien als een baan. Terwijl het eigenlijk een roeping is. Als ik ’s avonds word gebeld door een patiënt, zie ik dat niet als een aantasting van mijn werk-privébalans. Het geeft mij juist voldoening dat de patiënt de weg naar mij heeft gevonden. Deze generatie is erg veel bezig met balans tussen werk en privé, maar mensen in balans zijn zeldzaam oninteressant.’
Is er sprake van een generatiekloof?
‘Absoluut. Op dit moment zien we niet alleen dat steeds meer huisartsen in opleiding deeltijd willen werken, maar er ook voor kiezen om waarnemer als zzp’er te worden en zich dus niet meer te committeren aan een vaste praktijk. Terwijl we die zogenoemde praktijkhouders hard nodig hebben. Dan zorg je voor pakweg tweeduizend zielen die aan jou zijn toevertrouwd. Jij kent de geschiedenis van gezinnen, wat bijvoorbeeld kan helpen verklaren waarom de dochter van een familie angstklachten heeft.
‘In Nederland kun je razendsnel bij je eigen huisarts terecht, dat is een unieke situatie en daarmee zijn we bevoorrecht. Dat dreigt nu naar de gallemiezen te gaan. Daarom hoop ik dat dit onderzoek aanzet tot een gesprek tussen twee generaties huisartsen en dat we er in de opleidingen ook tijd voor inruimen om het tij te keren.’
U bent zelf toch ook waarnemend huisarts?
‘Ja, ik werk twee dagen als huisarts en drie dagen in het onderwijs. Als huisarts voel ik me dan ook tekortschieten. Het is suboptimaal, zeker ook voor de patiënten. Die willen naar een vaste huisarts. Als je een ingegroeide teennagel hebt, is het niet zo’n probleem om een waarnemer te krijgen. Maar als je somber bent of chronisch ziek wordt, dan wil je graag iemand hebben die jou kent, niet alleen iemand die je repareert. Patiënten willen niet alleen een medisch probleemoplosser, maar iemand die jou als een echt mens ziet.’
U zei ooit dat u soms wel een half uur de tijd neemt om patiënten te troosten, terwijl er tien minuten voor zijn ingeruimd. Waarom?
‘Geneeskunde is soms genezen, vaak verlichten, maar altijd troosten. Dat laatste zijn we uit het oog verloren, terwijl dat juist heel belangrijk is. Veel patiënten hebben het idee gekregen dat geneeskunde heel veel zou vermogen, maar wat wij dokters kunnen is gerommel in de marge. Veel ziektes kunnen we helemaal niet genezen.
‘Daarom begrijp ik die onbescheiden houding van artsen ook niet, ze kloppen zich graag op de borst en zijn de minst bescheiden beroepsgroep die we hebben. Ze doen vaak zo groots over wat de geneeskunde allemaal kan. Maar die heeft slechts drie functies: mensen soepel het leven in helpen, soepel het leven uit helpen en het daartussenin een beetje draaglijk maken. Meer is het niet. We staan echt heel vaak met lege handen, dus dan blijft troosten over.’
Hoe troost u uw patiënten?
‘Mensen die zijn uitbehandeld, kun je begeleiden zoals vroeger de dominee of pastoor dat deed. Je moet niet aankomen met een second en third opinion, of nog een foto maken. We hebben niet overal een antwoord op. Er zal altijd kanker blijven, altijd alzheimer. Mensen die te horen krijgen dat ze moeten vechten tegen hun ziekte worden daar moe van. Ertegen vechten is je reinste lariekoek, want je kúnt er helemaal niet tegen vechten. Ik leg liever een hand op de schouder en ga met hen in gesprek over acceptatie en hoe ik hen bij kan staan.’
Pieter Barnhoorn, On becoming a GP. Professional Identity Formation in GP residents. Promotie vandaag, 16.15 uur. Academiegebouw