Dag 1
‘Ik ben ziek. Waarschijnlijk corona.’ Met die vijf woorden bezegelde huisgenoot Dennis ons lot voor de komende veertien dagen. ‘Lullig’, geeft hij toe. Maar schuldig voelt hij zich niet. ‘Jij of Manon kunnen mij net zo goed hebben aangestoken, terwijl jullie zelf geen klachten hadden.’ Omdat hij niet kan worden getest, weet hij niet zeker of het ook echt corona is. ‘Ik heb een aantal keer met mijn huisarts gebeld, maar ze testen alleen de erge gevallen.’
Natuurlijk: hij kan er ook niks aan doen, maar irritant is het wel. Door hem zijn we nu gevangenen in cellen van vijftien vierkante meter, met gedeelde toilet, badkamer en keuken.
De paniek slaat toe. Kan ik nog boodschappen doen? Nee, de deur moet op slot. Gelukkig heb ik, aangestoken door de collectieve hamsterpaniek, al voldoende pasta ingeslagen. En wc-papier hadden we altijd al ten overvloede.
Dag 2
Mijmerend zit ik op het toilet. Nog maar net schreef ik voor mijn stage bij Mare een stuk over moordende poolonderzoekers en andere slachtoffers van langdurige isolatie, en nu – oh ironie – zit ik zelf opgesloten. Moordneigingen heb ik nog niet, maar dit is ook nog maar de tweede dag.
En dan… begeeft de wc het. Als ik doortrek, sproeit er een minuscuul straaltje water uit de spoelbak op de vloer. Onze huurbaas DUWO geeft de reparatie het label ‘hoge prioriteit’. Even later word ik teruggebeld: ‘We kunnen volgende week vrijdag komen.’ Dat is over anderhalve week. En nee, eerder kan echt niet.
Dag 3
Zucht.
Dag 4
Buiten is het opeens zomer. Na weken keiharde wind en regen, heeft een stralende zon het wolkendek opgebroken. Het maakt het binnen zitten nog zuurder. Terwijl wij onszelf vrijwillig opsluiten in een poging de verspreiding van het coronavirus te beperken, loopt driekwart Nederland op het strand en in het bos. ‘Ik kan ze wel voor hun kop slaan’, zegt Dennis. ‘Maar ja, daarvoor moet ik ook naar buiten.’
Naast boosheid en onbegrip (‘ongelooflijk dat er mensen zijn die niks geven om de voorzorgsmaatregelen’, zegt Manon), voel ik ook jaloezie. Bij gebrek aan beter ga ik op een strandhanddoek liggen in het dunne straaltje zon dat mijn kamer binnenkomt. In plaats van de Noordzee, heb ik een verlaten kinderdagverblijf als uitzicht. De krijsende meeuwen die normaal enorm veel overlast veroorzaken, zijn nu een zegen – als ik mijn ogen sluit, is het net Katwijk.
Dag 5
Pfffft.
Dag 6
We hebben een nieuw huisritueel: persconferenties kijken. Als je me een maand geleden had verteld dat dit een hoogtepunt van mijn week zou worden, had ik je vierkant uitgelachen. Nu zit ik aan het scherm gekluisterd. Dat geldt ook voor Dennis, al twijfelt hij hardop ‘of dat komt omdat ze inhoudelijk interessant zijn, of omdat de rest van mijn tijd erg oninteressant is. Ik gok dat laatste.’
Toch kijk ik liever naar mijn vriend. Ik zie hem inmiddels dagelijks. Via de webcam. We hebben elke dag een online date. Dan eten we cake, spelen we online Pictionary (hij wint steeds) of kijken we samen Netflix (‘Drie, twee, één… NU drukken!’). Een leuke oplossing, maar het haalt het niet bij fysieke dates. Nog maar acht dagen…
Dag 7
Een heerlijke, zoete geur verdringt de lichtelijk vieze, ondefinieerbare lucht die meestal in onze gang hangt. In de keuken staat Manon stapels pannenkoeken te bakken, genoeg om een heel weeshuis te voeden. ‘Ik probeer de tijd door te komen door oude hobby’s weer op te pakken.’
Een ware bakfrenzy volgt. Voorheen werd onze oven alleen gebruikt voor Dennis’ diepvriespizza’s, nu draait het ding overuren. Opeens lukt het ons er merengue, brownies, cake en koekjes uit te toveren.
‘Eén voordeel aan die thuisquarantaine’, zegt Manon: ‘Ons huis ruikt de hele dag lekker!’ Alleen Dennis, die niet meebakt omdat hij de ‘thuisquarantaine aangrijpt om gezonder te gaan eten’, ziet er het voordeel niet in: ‘Ik krijg er alleen maar honger van.’
Dag 8
‘Haha, wat heb jij nou aan?!’ De baas van mijn bijbaan kijkt me lachend aan. We videobellen elke ochtend even voor wat aanspraak. Vandaag zit ik nog in bed, met mijn badjas. Ook zij heeft haar gebruikelijke kantoorkloffie ingeruild voor een roze joggingbroek.
Corona maakt van ons op onbewoonde eilanden aangespoelde schipbreukelingen. Het enige wat telt is de dagen doorkomen, niet hoe je eruit ziet. In de online koffiepauze verschijnen er knipperend en haperend ruim twintig collega’s in beeld: één met een forse baard, eentje met jengelende kinderen, én een grappenmaker met een fles Baileys in de hand.
Dag 9
Na mijn zoveelste brownie/koekje/cake, geef ik Dennis en zijn gezondheidsmissie gelijk. Ik ga (voor het eerst in een jaar) sporten. Op YouTube vind ik een filmpje van een blonde fit girl die me binnen een maand lower abs belooft. Na tien minuten weet ik weer waarom ik een hekel heb aan die slanke, nepgebruinde en altijd vrolijke sportievelingen.
Terwijl het meisje vrolijk ‘NOG MAAR DERTIG KEER!’ roept en haar sixpack toont, rol ik creperend van de spierpijn over mijn yogamat. Ik besluit: sixpacks worden overschat en cake maakt gelukkig.
Manon heeft meer succes. ‘Ik heb nog nooit zoveel gesport!’ Ze heeft het over haar Wii Fit. ‘Ik gebruik hem elke dag!’
Dag 10
‘Welke dag is het vandaag?’ vraagt Dennis.
‘Geen idee’, antwoord ik. ‘Vrijdag?’
‘Oh, dan heb ik afgelopen dinsdag overgeslagen.’
Eindelijk bezoek! Er zit een muis in de keuken. Manon, Dennis en ik staan gewapend met emmers en een bezem in de keuken, hopend dat we het beestje nog een keer kunnen zien. Maar helaas: de muis toont zich niet meer. Beteuterd druipen we weer af naar onze kamers.
Dag 11
De deurbel. Mijn moeder staat op de stoep, met in haar handen een bakje soep en een netje sinaasappelen. Na tien dagen met alleen mijn huisgenoten en een muis als gezelschap, is ze een welkome afwisseling. We kletsen, eten soep en smullen van de brownies. Een uur later kijk ik hoe haar zwarte Twingootje de verlaten straat uit rijdt. Nog drie dagen…
Dag 12
Zzzzzz.....
Dag 13
Hoe kun je mensen in thuisquarantaine het beste sarren? Met een internetstoring. Aan de online date met mijn vriend komt een abrupt einde. We waren net wilde plannen aan het bedenken voor als ik weer ‘vrijkom’. ‘Naar de Jumbo!’ ‘Een wandeling in het park!’
Nog maar één dag.
Dag 14
Wanneer is de zoveelste dag van naar een laptopscherm staren me teveel geworden? De zesde? Achtste? Elfde? Ik weet het niet meer. Maar als er een pakketje van Bol.com op de mat landt, weet ik weer wat ik heb besteld: klei. Ik heb de natte substantie sinds de basisschool niet meer aangeraakt, en probeer te reconstrueren hoe het zover heeft kunnen komen.
Beginnen met iets simpels dan maar: sieradenschaaltjes in de vorm van monsterablaadjes (duidelijk geïnspireerd door Pinterest). Daar kunnen mijn nieuwe ringen en oorbellen in, die ik vlak voor de quarantaine heb gekocht en die de komende maanden niemand zal zien.
Twee uur later kom ik tot de conclusie: kleien is best zen. Minder zen: mijn tafel is vies en mijn handen zijn goor. En wat moet ik in godsnaam met tien misvormde schaaltjes?
Dag 15
De dag die maar niet leek te komen: Bevrijdingsdag.
Die ochtend stuurt een vriendin toevallig een appje: ‘Zin om deze week te wandelen?’ Ik reageer meteen: ‘Nu?’ Even later doe ik buiten een vreugdedansje (dat hopelijk niemand zag). Frisse lucht, zon en de blaadjes onder mijn voeten – het voelt opeens als intens geluk. Ik zeg minstens vierentwintig keer dat dit 'de meest goddelijke wandeling ooit' is.
Dennis en Manon vierden hun bevrijding met een extra lang uitstapje naar de supermarkt. ‘Het zijn die kleine dingen die we het meest misten.’ Dennis koopt niks bijzonders (want ‘gezond’), Manon koopt wat bloemen voor de keuken. Maar die zal ik niet meer zien, want ik zit in de trein naar mijn vriend.