Ze laat een stapel pizza's bezorgen en praat met studenten over allerlei onderwijsontwikkelingen. Regelmatig wordt het gesprek ruw verstoord door een luide bel. 'Dat wil zeggen dat er een wisseling van wacht plaatsvindt in de plenaire zaal. En als die bel straks een keer héél lang te horen is, waarschijnlijk rond zeven uur, moet ik mijn spullen laten vallen en even weg om te stemmen over een PVV-voorstel.'
Nog geen vijf minuten later, om half zes, snerpt de bel tientallen seconden oorverdovend door het vergaderzaaltje. Het is niet de pizzaboer, maar een teken dat de debatten in de plenaire zaal sneller gingen dan verwacht. 'Wat moet er wel niet te horen zijn als hier brand uitbreekt?' fluistert politicologiestudente Jip uit Nijmegen. Jadnanansing vraagt de deelnemers nog snel om hun vijf grootste onderwijszorgen op te schrijven. Aangezien dat bepaald geen lastige taak is, buigen de studenten zich al snel met zijn allen over één smartphone om de stemming live op Politiek 24 te volgen.
Extra contacturen is een van de eerste zorgen die de studenten noemen. Een schijnoplossing, vinden ze. Jip: 'Vaak is dat een extra uurtje college van een promovendus die door zijn trillende handen niet eens iets op het bord geschreven krijgt.' Ook stoort ze zich aan de zesjescultuur. En dan niet eens aan studenten die een zes voor zichzelf genoeg vinden, maar vooral aan degenen die lacherig doen over de hogere cijfers van anderen. 'Toen ik onlangs een negen haalde voor een tentamen werd ik meteen ge-sms't door studiegenoten dat ik maar wat vaker mee moest naar de kroeg.'
Mark, student commerciële economie in Leeuwarden, is wel van de zesjes. 'Of eigenlijk meer van de zevens. Maar ik sta wel vaak in de kroeg. Met negens heb ik niets, want ik haal ze niet. Ik kan wel meer informatie in mijn kop stampen, maar zonder sociale vaardigheden en praktijkervaring ben je nergens,' vertelt hij tussen twee happen pizza funghi. Jadnanansing kan hem geen ongelijk geven. 'Ik ontmoet regelmatig buitenlandse studenten die harder studeren en meer kennis absorberen, maar ze ontberen inderdaad vaak inzicht.'
Tevreden over het verloop van de avond leidt het Kamerlid de studenten nog even rond. 'Buiten de plenaire zaal heb ik best een grote mond, maar de eerste keer voor de interruptiemicrofoon heb ik toch even uitgesteld', bekent ze in het inmiddels uitgestorven amfitheater van de Nederlandse politiek waar zojuist de camera's van Politiek 24 nog op gericht waren. 'Doodeng. Tot iemand van een andere fractie, nou ja goed, GroenLinks, vond dat ik mijn mond maar eens moest opentrekken. Hij, oké, het was Tofik Dibi, duwde mij plotseling uit mijn stoel, waardoor ik richting het spreekgestoelte struikelde. Toen moest ik wel. Ik stelde meteen de domste vraag ooit. De verbaasde blikken, zelfs van Gerdi Verbeet, toch een partijgenoot, zal ik nooit vergeten. Maar misschien moet je dit maar niet opschrijven.'