Columns & opinie
Stop samenwerking: de universiteit moet geen Shell-reclame zijn
Er is geen enkele aanwijzing dat fossiele bedrijven zich daadwerkelijk gaan inzetten voor schone energie. Net als de Vrije Universiteit moet Leiden daarom de banden verbreken, vinden Geert-Jan Kroes, Liesbeth Hondelink en Gerrit Schaafsma.
Gastschrijver
donderdag 2 november 2023

In hun opiniestuk in Mare pleiten Sense Jan van der Molen, Marc Koper en Victor van der Horst voor blijvende samenwerking tussen de Universiteit Leiden en de fossiele industrie.

Ze stellen dat de energietransitie complex is, met oplossingen die nodig zijn voor de cementindustrie en productie van staal- en ammoniak. Ook pleiten ze ervoor dat de overheid, in plaats van universiteiten, actie onderneemt en de industrie strengere regels oplegt.

In hun brief komen ze met twee belangrijke beweringen. Ten eerste stellen ze dat de fossiele industrie in een unieke positie verkeert om de energietransitie te faciliteren en dat we daarom onze relatie met hen moeten behouden als we de klimaatcrisis willen aanpakken. Verder beweren ze dat we gezien de huidige crisissituatie moeten samenwerken met élke entiteit die ons zou kunnen helpen klimaatverandering aan te pakken. Bij een nadere beschouwing houdt geen van deze beweringen stand.

Incorrect

Hoewel het niet eenvoudig zal zijn om oplossingen te vinden voor de cementindustrie en de staal- en ammoniakproductie, is het belangrijk om te zien dat er een gemene deler is. Alle drie hebben ze energie nodig in de vorm van warmte. Of dat nu gebeurt met fossiele brandstoffen of met schone energie is in essentie hetzelfde probleem als hoe we het beste onze huizen verwarmen en onze voertuigen van energie voorzien: we moeten het doen op een manier die kooldioxide-uitstoot voorkomt.

De extra waterstof die nodig is voor de productie van ammoniak (nodig voor kunstmest) kan in principe groen worden gemaakt door elektrolyse van water. Alleen de productie van cement vereist een radicaal andere oplossing, omdat 60 procent van de kooldioxide die vrijkomt afkomstig is van de reactie zelf waarmee cement wordt gemaakt.

Van der Molen, Koper en Van der Horst beweren dat de fossiele industrie nodig is om dit soort technologieën te ontwikkelen, op te schalen en op de markt te brengen.

Dat argument is incorrect, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de ontwikkeling van zogeheten batterij-elektrische voertuigen (BEV’s). De marktleider in die sector is Tesla, en de schaalvergroting van deze nieuwe technologie is bereikt zónder samen te werken met traditionele autobedrijven.

‘Elke euro moet rendement opleveren: zo koopt de industrie publieke en politieke steun’

Hoewel we niet beweren dat BEV’s een echte oplossing zijn voor schone energietechnologie, toont dit voorbeeld aan dat opschalen van nieuwe technologie eerder plaatsvindt in een bedrijf dat op korte termijn geen financieel belang heeft bij het profiteren van een oudere, concurrerende technologie.

Het is niet realistisch om te verwachten dat bedrijven met grote gevestigde belangen in het blijven profiteren van oudere technologie (fossiele brandstoffen) een bijdrage zullen leveren aan of innovatief zullen zijn op een gebied van nieuwe technologie (schone energie) die waarschijnlijk hun belangrijkste bron van inkomsten zal verdringen.

Wij nemen geen standpunt in over de specifieke technologieën die nodig zijn om de uitstoot van kooldioxide te verminderen, maar het zal duidelijk zijn dat de fossiele industrie niet nodig is om ze op de markt te brengen of op te schalen.

Shell investeert meer in advertenties

Het meeste onderzoek aan de Universiteit Leiden dat wordt gesponsord door fossiele industrie is gerelateerd aan de energietransitie. Bedrijven gebruiken financiering van groen onderzoek echter als het kopen van een sociale license to operate die de maatschappelijke acceptatie van hun standaardpraktijken moet bevorderen zodat ze die vervuilende activiteiten kunnen voortzetten. Als het publiek zich bewust zou worden van de omvang van de milieuvernietiging, zou de fossiele industrie niet langer op dezelfde manier kunnen doorgaan.

Vanuit dat perspectief is het sponsoren van groene projecten vergelijkbaar met adverteren: net zoals bij reclame is elke gesponsorde euro bedoeld om rendement op te leveren. Door geld uit te geven om groene projecten aan universiteiten te steunen, koopt de fossiele industrie publieke en politieke steun voor haar bredere activiteiten, die meestal een enorme uitbreiding van de productie van fossiele brandstoffen inhouden.

Zo blijkt uit de jaarrekening van Shell duidelijk dat het bedrijf niet serieus bezig is met het terugdringen van de productie van fossiele brandstoffen: in 2022 gaf het bijna twee keer zoveel uit aan daadwerkelijke reclame dan het bedrag dat ze investeerden in duurzame energie.

Als wetenschappers financiering door de fossiele bedrijven afwijzen en hun samenwerking stopzetten (zoals eerder gebeurde met de tabaks- en wapenindustrie), kan dit een belangrijke rol spelen om het publiek te doordringen van de gevaren van de fossiele industrie, en de weg vrijmaken voor veel strengere overheidsregels.

Krachtig signaal afgeven

Het feit dat de bedrijven al sinds de jaren zeventig weten dat hun voortdurende activiteiten rampzalige gevolgen hebben, roept een belangrijke vraag op: welk nut heeft het voor wetenschappers om met hen te blijven samenwerken als ze al vijftig jaar lang hun productie blijven uitbreiden? Ze weten al tientallen jaren dat ze een grote koerswijziging moeten inzetten, maar hebben dat al die tijd consequent nagelaten en actief tegengewerkt.

Er is geen enkele aanwijzing of wetenschappelijk bewijs om aan te nemen dat verdere samenwerking tot een ander resultaat zal leiden. Als academici kunnen we niet direct een verandering in het overheidsbeleid bewerkstelligen, maar door te weigeren om samen te werken met de fossiele bedrijven, kunnen we een duidelijk en krachtig signaal afgeven dat ze veel strenger moeten worden gereguleerd.

Onder de huidige omstandigheden kunnen we niet wachten op de overheid, maar moeten we, net als de Vrije Universiteit Amsterdam, nieuwe samenwerkingen stopzetten totdat de fossiele industrie op een aantoonbare wijze haar manier van werken heeft veranderd in lijn met het Akkoord van Parijs, om de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder de 2°C, en bij voorkeur 1,5°C.


Geert-Jan Kroes werkt aan het Leids Instituut voor Chemisch onderzoek, waar hij onderzoek doet en doceert op het gebied van de Theoretische Chemie
Liesbeth Hondelink werkt in het Leids Universitair Medisch Centrum, waar ze promotie-onderzoek doet naar longkanker en in opleiding is tot medisch specialist
Gerrit Schaafsma werkt aan het Leiden University College, waar hij doceert over klimaatethiek en politiek