God en mijn kat zitten in hetzelfde schuitje. Van beiden vindt de universiteit dat ik ze niet zou moeten opvoeren in het dankwoord van mijn proefschrift. In 2012 werd in Leiden besloten tot een aanscherping van het promotiereglement. ‘Zij die op enigerlei wijze betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van het proefschrift’ mochten voortaan slechts bedankt worden ‘op terughoudende wijze’ en ‘zoals gangbaar in de acknowledgements in de internationale wetenschappelijke literatuur’. ‘De dankbetuigingen aan God en huisdieren liepen de spuigaten uit’, verklaarde een woordvoerder van de universiteit destijds.
Exit God, Allah en Jahweh dus, alsmede Takkie, Pluisje en Snuffel.
Als het gaat om huisdieren wordt de soep volgens mij niet zo heet gegeten als die wordt opgediend. Ik heb in ieder geval nog nooit gehoord dat iemands dankwoord daadwerkelijk werd geweigerd omdat daarin enige erkentelijkheid werd uitgesproken jegens een niet-menselijk huisdier.
Loes de poes
Het Godverbod daarentegen wordt bij mijn weten wel degelijk strikt gehandhaafd. Verhalen van promovendi die werden gelast hun dankzegging te ontdoen van een verwijzing naar het Opperwezen zijn er genoeg. Ook de instructies die de universiteit haar promovendi in de aanloop naar hun verdediging toestuurt laten geen ruimte voor misverstanden hieromtrent: ‘het is niet toegestaan om in het voorwoord een godheid te bedanken’, lees ik in de checklist voor het niet-wetenschappelijke gedeelte van het proefschrift.
Over huisdieren doet de checklist er het zwijgen toe.
Waarom krijgen de goden het zwaarder te verduren dan de beesten? Een mogelijke verklaring is dat het praktisch simpelweg ondoenlijk is voor de universiteit om huisdieren uit dankwoorden te weren. Want als ik straks in mijn acknowledgements zet dat ik het allemaal niet gered zou hebben zonder Loes, weet de universiteit dan veel dat Loes een poes is?
En als iemand anders noteert bijzonder erkentelijk te zijn voor de niet aflatende steun van zijn lieve Blaffie, Snuitje, en Vlekje, wie is de universiteit dan om aan te nemen dat het hier om dieren gaat? Waarom zouden die namen niet aan mensenkinderen kunnen toebehoren? Wil de universiteit nou ook al bepalen hoe wij onze zonen en dochters zouden mogen noemen? Dacht het niet toch? Nou dan.
Een andere verklaring voor de discriminatie die de universiteit lijkt toe te passen in haar behandeling van de verschillende niet-menselijke entiteiten die potentieel een object vormen van doctorale dank, is dat binnen het denkkader dat vandaag de dag dominant is op de academie God stiekem erger wordt gevonden dan het dier. ‘Een dier is iets empirisch, God niet’, opperde een collega aan de lunchtafel.
Seculier fundamentalisme
Ik vermoed dat er vanuit post-positivistische hoek wel een paar geinige kanttekeningen te plaatsen zijn bij die stelling, en ook op de stilzwijgende assumptie dat er binnen de wetenschap alleen plaats zou moeten zijn voor strikt empirische kennisvorming valt het een en ander af te dingen.
Maar zelfs als we for the sake of argument even aannemen dat God inderdaad niks te zoeken heeft in een wetenschappelijk onderzoek, vind ik alsnog dat daarmee niet is aangetoond dat Hij ook uit het dankwoord verbannen zou moeten worden. De universiteit zelf omschrijft het dankwoord immers expliciet als een onderdeel van het niet-wetenschappelijke deel van het proefschrift. Waarom zou God daarin niet welkom zijn?
‘Seculier fundamentalisme’, het Praesidium Libertatis onwaardig, zo oordeelden kritische wetenschappers rondom de wijziging van het promotiereglement twaalf jaar geleden. Ik ben geneigd het met ze eens te zijn. In een principieel pluralistisch collectief zoals de Leidse universiteit zou eenieder dank moeten kunnen zeggen aan wie of wat die dank ook maar toekomt naar het inzicht van de dankzegger zelf. Waarom niet in godsnaam?
Josette Daemen is promovendus aan het Instituut Politieke Wetenschap van Universiteit Leiden