Om inzicht te krijgen in de ontstane crisis situatie rond de Humanities Campus is kennis van de feiten van cruciaal belang. Helaas blinkt de huidige informatievoorziening niet uit door helderheid of transparantie. Ik ben ruim zes jaar als lid van de stuurgroep medeverantwoordelijk geweest voor de ontwikkeling van de campus, dus meen hier iets toe te kunnen voegen.
Ik ben indertijd benoemd om het perspectief van de medewerkers te vertegenwoordigen, maar heb nu helaas moeten concluderen dat ik, ten aanzien van de invoering van een nieuwe werkpleknormering (die de hoeveelheid ruimte voor werkkamers bepaalt) heb gefaald. Die is namelijk op 7 september door het college van bestuur met instemming van het faculteitsbestuur eenzijdig verlaagd.
De wensen en behoeftes van de faculteit voor de nieuwbouw zijn na zeer intensief overleg in 2015 vastgelegd in het Humanities Campus Concept, dat door het toenmalige college als leidraad is aangenomen. Daarin ging het niet alleen om het creëren van moderne voorzieningen voor studenten en medewerkers in toekomstbestendige gebouwen, maar ook van een werkomgeving waarin alle vaste medewerkers met een aanstelling van minimaal drie dagen per week een eigen kamer toegewezen konden krijgen, zodat ze hun werkzaamheden in optimale omstandigheden konden verrichten en verleid werden om zo veel mogelijk op de campus aanwezig te zijn.
Helaas is met name die laatste doelstelling uit het oog verloren. Een beperkte overschrijding van het budget in de realisatie van de eerste drie gebouwen van de campus is door de afdeling Vastgoed eind 2019 aangegrepen om de werkpleknormering ter discussie te stellen. Zij ging daarin zo ver dat ze buiten de stuurgroep om het college en het faculteitsbestuur hebben verzocht die te verlagen naar de in 2017 ingevoerde universitaire werkpleknorm voor nieuwbouwprojecten, waarvan Geesteswetenschappen is uitgezonderd. De invoering van die veel lagere norm zou betekenen dat de instituten alleen al 3200 m² minder werkomgeving krijgen dan de oorspronkelijk geplande 10100 m², en dat het gros van de medewerkers dus op twee- of vierpersoonskamers zal moeten gaan werken.
De stelling van het bestuur dat we in de oude plannen al naar de nieuwe norm zouden toegroeien, dus dat de invoering alleen naar voren werd gehaald, is misleidend aangezien we onder de nieuwe norm simpelweg veel minder werkomgeving gaan realiseren voor hetzelfde aantal medewerkers en we dus sowieso veel krapper gaan zitten.
Ik heb begin 2020 bij het faculteitsbestuur en het college aan de bel getrokken omdat ik vond dat – zeker na de uitgebreide participatie vooraf en eerdere toezeggingen – zo’n ingrijpende aanpassing niet ordentelijk kon worden gedaan zonder hierbij opnieuw de medewerkers te betrekken. Het college heeft toen ingestemd met een proces van consultatie met medewerkers, waarbij werd toegezegd dat er geen besluit over de werkpleknormering zou worden genomen voordat dit zou zijn afgerond.
Vervolgens bleek afgelopen lente dat de staf is verdeeld in medewerkers die stellen dat ze zonder eigen werkkamer hun werk niet goed kunnen uitvoeren, en een groep die aangeeft wel met de nieuwe norm te kunnen werken, al bestaan er ook bij hen zorgen over geschikte faciliteiten om op gedeelde werkkamers te kunnen functioneren en over de tijd die medewerkers dan nog on-campus zullen zijn.
De volgende fase van het consultatieproces – namelijk: de omvang van deze twee groepen bepalen – is nu door het college en het faculteitsbestuur met een beroep op veranderende omstandigheden vroegtijdig stopgezet door de nieuwe norm direct van toepassing te verklaren op de Humanities Campus.
Die gang van zaken, waarbij dus twee eerder gedane toezeggingen niet zijn nagekomen, was voor mij niet acceptabel. Daarom heb ik met onmiddellijke ingang mijn lidmaatschap van de Stuurgroep Humanities Campus opgezegd.
Hoewel er met het niet doorgaan van het verwerven van het Doelencomplex inderdaad een nieuwe situatie is ontstaan, en de coronacrisis andere manieren van werken op de lange termijn zou kunnen genereren, is zo’n overhaast besluit momenteel niet noodzakelijk, behalve om uit te stralen dat we onze doelstellingen heel erg moeten terugschroeven nu we de woningen niet verkrijgen. Zelfs in de nieuwe situatie is het echter nog steeds goed mogelijk om binnen budget de oorspronkelijke doelstellingen van de faculteit te verwezenlijken, inclusief een werkomgeving die toegesneden is op de, nog vast te stellen, behoeftes van de medewerkers en die niet uitgaat van het keurslijf van een vaste lage norm.
Helaas hebben de aanvullende collegebesluiten van 7 september dit niet makkelijker gemaakt. De universiteit had namelijk kunnen terugkeren naar het alternatief om het Lipsius te verbreden en verhogen. Dit is echter onmogelijk geworden doordat het college aan de gemeente heeft beloofd om toch een plein te realiseren, hoewel dat eigenlijk een tegenprestatie was voor het verwerven van het wooncomplex.
Tevens worden de financiële mogelijkheden verder beperkt doordat de verwervingskosten voor het wooncomplex, 14 miljoen, in mindering zijn gebracht op het totaalbudget. Het argument dat dit niet kan worden gebruikt voor de bouw omdat het afschrijvingskosten genereert, is discutabel omdat dit bedrag in het oorspronkelijk alternatief bestemd was voor het inhuren van onderwijsruimtes en werkomgeving ten tijde van de renovatie van het Lipsius.
Desalniettemin is er een goed alternatief dat binnen budget blijft, moderne gebouwen en voorzieningen realiseert, voldoet aan de wensen van de gemeente en de behoeftes van studenten en staf. Dit kunnen we op de plek van de Reuvensplaats en het Lipsius verwezenlijken door iets meer in de hoogte te bouwen en een kleiner (of zelfs, zoals vice-collegevoorzitter Martijn Ridderbos bij de interne informatiebijeenkomst zei: géén) plein te realiseren. Dat kan door middel van nieuwbouw (het zogeheten City-Campus Model) of door de twee delen van het Lipsius waarin de grote collegezalen zich bevinden casco te renoveren, met een nieuwe façade en een deels nieuw vloerplan.
Dit zal betekenen dat we hier en daar iets moeten inschikken, maar dat we uiteindelijk een campus creëren die recht doet aan de individuele behoeftes van medewerkers. Het is hiervoor wel noodzakelijk dat het bestuur de prioriteiten verlegt naar het werkelijk samen met de medewerkers en in alle openheid vast te stellen wat nodig en mogelijk is, en niet de eerder vastgelegde doelen uit te kleden door te kiezen voor de minimale optie, met slechts een basisprogramma in Reuvensplaats en het De Vrieshof, die nu intern op tafel ligt. De werkpleknormering als doel op zich moet losgelaten worden, de bezuiniging teruggedraaid worden, (de omvang van) het plein heroverwogen worden zodat het realiseren van alle onderdelen van het Humanities Campus Concept weer centraal komt te staan.
Joost Augusteijn is universitair hoofddocent aan het Instituut voor Geschiedenis en tot voor kort lid van de Stuurgroep Humanities Campus