Columns & opinie
Waarom het begrip academische vrijheid wordt misbruikt
Door constant beroep te doen op academische vrijheid dreigt het begrip een inhoudloze vrijbrief te worden, betogen Roos van Oosten en Frans Willem Korsten.
Gastschrijver
donderdag 29 februari 2024
Illustratie Silas.nl

Academische vrijheid dreigt snel een retorische truc te worden om voorbij te gaan aan wetenschappelijke verantwoordelijkheid. In het in 2021 door de KNAW uitgebrachte rapport Academische vrijheid in Nederland – een begrips­analyse en richtsnoer zijn vrijheid en verantwoordelijkheid, of breder: wetenschappelijke integriteit, duidelijk aan elkaar gekoppeld. Bij de samenvatting van de opdracht aan het Kernteam Academische Vrijheid, zoals vermeld op website, lijkt daar geen sprake van.

Juist aan een beroep op het losstaande begrip ‘vrijheid’ kleeft het risico dat het verwordt tot ‘vrijbrief’. Vrijheid is een al decennialang door ultrarechts gekaapte term om regels, richtlijnen of wetten van tafel te vegen. Dit leggen de wetenschapshistorici (en bestseller auteurs) Oreskes en Conway (bekend van de Merchants of doubt) genadeloos bloot in hun nieuwste boek: The big myth. Ze wijzen in dit boek op de Pavlov-reactie van ultrarechts om bij een discussie over maatregel A, vooral spookbeelden van maatregel X, Y en Z de discussie in te slingeren.

Oreskes en Conway kijken in The big myth naar de lange geschiedenis om met het begrip vrijheid in de hand redelijke alternatieven te blokkeren of kapot te maken in de VS. Je hoeft de Nederlandse politiek maar met een half oog te volgen om te weten dat in het ultrarechtse partijprogramma van Partij voor de Vrijheid (PVV) klimaatbeleid en grondwet evident niet meer gewaarborgd zijn.

‘Minstens twee van de vijf principes van wetenschappelijke integriteit worden geschonden’

Te pas en te onpas duikt het begrip ‘academische vrijheid’ op, zo ook in het debat over samenwerking met de fossiele industrie. Merkwaardig genoeg geldt dan niet het argument dat samenwerking met Big Business of Big Oil de academische vrijheid juist in gevaar brengt. De voorstanders van samenwerking zien in cut-the-ties een beperking van de academische vrijheid. Ze wijzen er net zo gemakkelijk op dat – geheel tegen de academische vrijheid in – de politiek dan aan zet is.

De tegenstanders van samenwerking wijzen erop dat minstens twee van de vijf principes van wetenschappelijke integriteit, geschonden worden, te weten onafhankelijkheid (als Big Oil betaalt, bepaalt ze ook) maar vooral verantwoordelijkheid. De vraag is hoe ethisch het is om in deze tijd nog als wetenschappelijk instituut samen te werken met Big Oil-bedrijven die decennialang kritische vormen van wetenschap hebben geperverteerd en evident op ramkoers blijven liggen met het klimaat-akkoord van Parijs.

Het Kernteam Academische Vrijheid staat voor de taak om het debat over academische vrijheid in goede banen te leiden. De methode ‘in gesprek blijven’ en ‘dialoog’ klinken allemaal sympathiek en de bijeenkomsten zijn belangrijk en niet onaardig, maar wie de tekst op de website leest, wordt toch ongerust. Want hoe academisch integer is het om in de opdracht aan dit team voorbij te gaan aan wetenschappelijke verantwoordelijkheid?

Deze vraag roept een andere op: of er vrijheid bestaat zonder integriteit. Die zogeheten ‘vrijheid’ los van integriteit bestaat inderdaad: ze wordt beschreven door Oreskes en Conway en impliceert een rechtstreekse aanval op alles wat wetenschap heet.


Roos van Oosten is universitair docent historische archeologie
Frans Willem Korsten is hoogleraar literatuur, cultuur en recht