Een paar dagen terug gebeurde er iets opmerkelijks aan deze universiteit. Een schilderij van kunstenaar Rein Dool met daarop enige oudere rokende heren werd terstond verwijderd en omgedraaid tegen de muur neergezet, klaarblijkelijk nadat een aanwezige kritiek had geuit op het schilderij omdat het niet vergezeld ging van een ironische of zelfkritisch schrijven en daarom een onduidelijk signaal uitzond.
Rechtendecaan Joanne van der Leun twitterde euforisch dat ‘Immediate action was taken today @Leidenuniversity :-) !!’, een sentiment dat werd versterkt door vice-decaan Koen Caminada van FGGA die onder een foto van het in ongenade gevallen en nu omgedraaid portret ‘Done!’ twitterde.
Ik neem aan dat degene die aanstoot nam aan het schilderij wist waar ze naar keek, namelijk naar de eerste generatie bestuurders onder de nieuwe wet van 1970, bestuurders die de universiteit toen democratischer maakten dan zij nu is.
Ik kan mij voorstellen dat zo’n schilderij nu niet meer gemaakt zou kunnen worden, want waar zijn de vrouwen? Een volledig terechte gedachte. Wel eentje die indien consequent doorgetrokken ook betekent dat De Nachtwacht omgedraaid tegen de muur moet gaan staan, maar dit is een discussie die we moeten voeren.
Alleen: we voeren die discussie al.
Neem de Senaatskamer: alle recente toevoegingen aan het in olieverf gevangen Leidse wetenschappelijk verleden zijn portretten van vrouwen. Godzijdank, want alhoewel ik Leiden als bolwerk van vrijheid liefheb, heb ik haar niet lief als bolwerk van mannen.
Maar om in de huidige context van bewustzijn en verandering een schilderij dat de vervlogen tijden uitbeeldt waarin Leiden een mannenbolwerk was (ja, ik zeg was, ik ken de statistieken, maar ik weet ook dat zowel collegevoorzitter als rector vrouw zijn, dat de directeuren van de belangrijkste diensten vrouw zijn en dat de overgrote meerderheid van de club die de parameters voor de wetenschappers en docenten alhier uitzet, Strategisch Academische Zaken, vrouw is), zo bruusk aan te pakken wekt verwondering. We zijn er echt nog niet, maar we leven ook niet meer in 1976.
Even bevreemdend is het ondemocratische gehalte van deze beslissing - bij mijn weten was er geen breder gedragen protest tegen dit schilderij, maar was het slechts de spontaan geuite unheimlichkeit van één aanwezige die onze bestuurders aanzette tot de onmiddellijk getwitterde ‘immediate action’.
Je wou dat dat vaker gebeurde, bijvoorbeeld als het gaat om tijdelijke contracten, sociale onveiligheid, of de facto gedwongen structureel overwerk - daar mag wel over langere tijd breder gedragen protest tegen zijn, tot bliksemsnel ingrijpen van het college van bestuur heeft dat vooralsnog nooit geleid.
Maar waar ik echt van ben geschrokken is de onwetendheid van de kijkers naar dit schilderij - een onwetendheid die ik in deze context onvergeeflijk vind omdat dit een academisch instituut is waar een ieder met de paplepel ingegoten krijgt om verder te kijken dan je neus lang is. Diezelfde gevoeligheid die constateerde dat er alleen mannen op het schilderij zijn afgebeeld had kunnen, nee, moeten constateren dat dit schilderij niet alleen het patriarchaat van vijftig jaar terug had vastgelegd, maar ook cruciale elementen van het verleden, het heden en de toekomst van deze universiteit.
Zo staan onder anderen op het schilderij afgebeeld Jankarel Gevers, gekozen lid van het college van bestuur (daar moet je nu niet meer om komen – leden worden namelijk benoemd), en Dolf Cohen, hoogleraar middeleeuwse geschiedenis, rector van 1972 tot 1976 en voormalig onderduiker.
Gevers stond bekend om zijn strijdvaardigheid om universiteiten daadwerkelijk zelfstandig te laten zijn ten aanzien van het ministerie van OCW en symboliseert het soort democratie op de universiteit waar de hele gemeenschap wikt en niet waar de eenling beschikt. Het soort democratie dat we vandaag de dag overigens niet meer hebben aan de academie - waarvan akte, gezien deze actie.
Maar het zwaarst weegt voor mij dat Dolf Cohen op deze wijze van de muur is gehaald en de pijnlijk triomfantelijke wijze waar hij met zijn gezicht naar de muur is toegekeerd. Deze universiteit mag Telders en Cleveringa hebben, we hadden ook rector Frederik Muller en hoogleraar Jaap Schrieke die met de nazi’s meehuilden, waardoor Joodse eminente geleerden en bestuurders zoals Dolf Cohen werden ontslagen, opgejaagd, gevangengenomen en vermoord. Cohen overleefde de oorlog en keerde terug naar Leiden, als wetenschapper en later als rector. Om met het gezicht tegen de muur gezet te worden roept onbedoelde maar niettemin onaangename associaties op.
Dit schilderij laat meer zien dan dat Leiden een mannenbolwerk was. Het toont de mogelijkheid van een democratische universiteit. Het laat het ambigue Leidse oorlogsverleden zien, maar ook de triomfantelijke terugkeer van een ooit zwaar vervolgde collega. In de context van de jongste portretten in de Senaatskamer laat het zien dat ook een vijf eeuwen oud instituut verandert.
Ja, bovenstaand commentaar staat er allemaal niet bij. Maar voordat we besluiten zo’n schilderij weg te halen (en dat kan), zijn we het aan onze stand verplicht even verder te kijken. Kortzichtigheid, symboolpolitiek en reductionisme zijn immers slechte dienaren van de wetenschap, slechts een politicus dienen zij met verve. We zijn allemaal zoveel meer dan dat we op het eerste gezicht lijken in de ogen van anderen.
Remco Breuker is hoogleraar Koreastudies