Met interesse hebben we de reactie van Geert-Jan Kroes, Liesbeth Hondelink en Gerrit Schaafsma (‘Stop samenwerking: de universiteit moet geen Shell-reclame zijn’) gelezen. Zij vatten ons stuk (‘Fossiele banden verbreken? Die tijd hebben we niet!’) samen in twee overlappende beweringen die ze menen te ontkrachten.
De kernvraag is: gaat de energietransitie sneller met of zonder de fossiele industrie? Wij denken dat het uitsluiten van de industrie vertragend werkt. Zij beweren het omgekeerde.
We lopen hun argumentatie langs. Voor de vergroening van de staal- en ammoniakindustrie, twee grote CO₂-uitstoters, is veel groene waterstof nodig, zoals de auteurs onderschrijven. Die moet op grote schaal worden gemaakt via elektrolyse van water op basis van (heel veel) duurzame elektriciteit. De fossiele industrie maakt zulke elektrolyse-apparaten niet zelf, maar bouwt wél de grote fabrieken waarin deze technologie kan worden opgeschaald en worden gekoppeld aan bestaande chemische processen.
Opschalen
Shell zet momenteel in de Botlek de grootste waterstoffabriek van Europa neer. Misschien doen ze dat om ons zand in de ogen te strooien, zoals onze critici denken, maar de realiteit is dat wij dat soort fabrieken (én de technische ervaring én het kapitaal om ze te bouwen) heel hard nodig hebben voor de energietransitie. Kortom, als we Shell, of wie dan ook met de benodigde capaciteiten, uitsluiten van deze activiteiten, gaat dat direct ten koste van de snelheid van de energietransitie.
Waar wij stellen dat de fossiele industrie nodig is om te kunnen opschalen, verwerpen Kroes e.a. dit idee. Als argument komen ze met een voorbeeld: het bedrijf Tesla dat de auto-industrie heeft vernieuwd. Nu delen wij het vertrouwen in het vrije-marktsysteem; het is zo dat vernieuwende technologie vaak afkomstig is van nieuwkomers.
Maar niet elke markt is hetzelfde en de automobielmarkt is niet te vergelijken met de energie- en staalindustrie. Al was het maar omdat de staat de dure infrastructuur voor auto’s - het wegennet- betaalt (en Tesla’s ook nog eens flink heeft gesubsidieerd).
Geen “Tesla Steel”
Voor een nieuw bedrijf is het aanleggen van grote infrastructuur echter een onneembare hindernis. Een “Tesla Steel” is dus onrealistisch; de marges van de staalindustrie zijn Elon Musk ongetwijfeld te klein. Hier is overheidsingrijpen de beste en snelste oplossing. Met wortel, maar ook met stok: ‘Hier zijn de nieuwe regels, zorg maar dat je er binnen een X aantal jaar aan voldoet, en je mag daarbij echter wel hulp zoeken, bijv. van universitaire onderzoekers.’
Daarnaast is Tesla een ongelukkig voorbeeld, omdat we intussen weten dat Musk zijn (deels via groene subsidies verdiende) geld gebruikt voor zeer vervuilende, nutteloze hobbyprojecten met SpaceX, zoals ruimtetoerisme.
Een terugkerende stelling in het debat luidt: de fossiele industrie wil helemaal niet vergroenen, misleidt het publiek en gebruikt universitair onderzoek als valse reclame. Maar tot voor kort wist niemand in Leiden welke samenwerkingen er waren. En naar nu blijkt, focussen alle ‘omstreden’ projecten daadwerkelijk op duurzaamheid.
Zelfs als er op een andere manier sprake is van greenwashing, raakt het verbreken van de banden tussen universiteiten en fossiele industrie niet de kern. De verantwoordelijkheid voor de klimaatcrisis ligt namelijk niet primair bij de fossiele industrie, maar bij de samenleving als geheel, die profiteert van goedkope energie. De industrie levert, maar wij consumeren.
Weg met fatalisme
Derhalve moet de kern van de aanpak van de klimaatcrisis een effectief energie- en klimaatbeleid van onze overheid zijn, liefst op internationaal niveau: een rationele, pragmatische aanpak. Weg van het fatalistische ‘fossiel doet toch niets’ naar het dwingende ‘fossiel zal wel moeten!’
Dan zien we ook veel beter dat er al heel veel bereikt is. Zo is in de laatste zes jaar de totale Nederlandse broeikasgasemissie met 25 procent gedaald. Dat is lang niet genoeg, maar het geeft wel richting. Shell is de grootste investeerder in Nederlandse windenergie op zee. Moeten we Shell dus blind vertrouwen? Nee, natuurlijk niet. Vandaar: wortel en stok.
We zijn het met Kroes, Hondelink en Schaafsma eens dat er strengere overheidsregels moeten komen. Alleen is het verbreken van alle banden met de fossiele industrie ons te makkelijk en lost het domweg het probleem niet op. Regelgeving voor universitaire samenwerkingen die gericht is op het halen van de Parijs-akkoorden onderschrijven we, maar de toevoeging ‘op aantoonbare en/of praktische wijze’ is daarbij wel cruciaal. Anders blijft het opnieuw symbolisch, idealistisch en vooral onpraktisch.
Marc Koper is hoogleraar scheikunde. Hij heeft samenwerkingen met Shell en diverse andere bedrijven
Sense Jan van der Molen is hoogleraar natuurkunde. Hij werkt niet samen met de fossiele industrie
Victor van der Horst is masterstudent wiskunde en lid van de universiteitsraad