Onlangs liet wetenschapsfinancier NWO weten serieus te kijken naar de gevolgen van specifiek vrouwelijke onderzoekers in de lockdown. Een ‘studie’ onder redacteuren van maar liefst drie Engelse en Amerikaanse bladen had namelijk gesuggereerd dat er de afgelopen maanden minder bijdragen van vrouwelijke auteurs waren ingestuurd.
Nu bleek in hetzelfde artikel dat dit niet helemaal juist was: het aandeel vrouwelijke auteurs was gestegen, maar de studie concentreerde zich op multiple-authored papers, en niet op single-authors. Toch werd dit artikel, evenals ‘geluiden uit het veld’ (waarvan moeilijk na te gaan is hoe reëel en representatief deze zijn) aangehaald in een open brief aan NWO met het verzoek extra coulant te zijn tegenover vrouwelijke kandidaten. Vrouwen zouden in deze tijden namelijk disproportioneel veel huiselijke en opvoedkundige taken overnemen, terwijl de mannen - zo mag men dan blijkbaar aannemen - vrolijk verder typten aan hun wetenschappelijk portfolio.
Academische hypochondrie
Nog los van het gegeven dat mannen het overgrote deel van de Covid-slachtoffers uitmaken, zou je toch mogen verwachten dat men in een huishouden afspraken met elkaar kan maken over wie wat doet. Zeker in Nederland, waar sociale verhoudingen vermoedelijk behoorlijk anders liggen dan in de VS, en mannen in de regel gewoon meedoen in het huishouden (zeg ik, als ietwat gepikeerde vader van twee dochters).
Als je dat niet doet, is het misschien goed om eerst eens kritisch naar je eigen gedrag te kijken, in plaats van te klagen over vermeend geïnstitutionaliseerd onrecht. Als je vindt dat je thuis te veel doet, spreek dan je partner - niet de universiteit of NWO - erop aan.
Klagen over fictieve pijntjes lijkt de academie eigen. Een ander voorbeeld van dergelijke academische hypochondrie is het veel-bejubelde ‘nieuwe’ concept van erkennen en waarderen. ScienceGuide leerde mij onlangs dat ook Noorse universiteiten op dit model overstappen. Waarom eigenlijk? Nou, vooral omdat de focus op publicaties in de wetenschap slecht zou zijn, en dat wetenschappers aan publicatiedruk ten onder gaan.
Geen controle of repercussies
Maar is dit wel zo? Is het zo erg dat men kijkt naar de output van onderzoekers? En wordt er wel zoveel belang gehecht aan publicaties?
Natuurlijk spelen publicaties een rol in de beoordeling van aanvragen bij NWO: dat lijkt me niet meer dan logisch, daar bewezen output een goede indicatie is voor wat men van een nieuw project mag verwachten.
Maar zelfs bij NWO kon, en kan, men ook zonder een enorme publicatielijst een beurs binnenhalen – getuige de verschillende onderzoekers die tijdens hun Veni- of zelfs Vidi-onderzoek vooral hebben gewerkt aan het uitgeven van hun dissertatie, en maar zeer weinig ‘nieuws’ hebben geleverd.
Nergens is ooit aangetoond dat er daadwerkelijk een publicatiedruk is in universitair Nederland, en al helemaal niet binnen de humaniora – het gebied waarin ik me ophoud: zo er al afspraken over publicaties worden gemaakt in jaarlijkse resultaat en ontwikkelingsgesprekken, dan wordt daar nauwelijks op gecontroleerd, en heeft een gebrek aan publicaties in elk geval geen serieuze repercussies, zoals demotie of ontslag.
Nul publicaties
Het gegeven dat nul publicaties in jaren niet leidt tot ontslag of wat dan ook, omdat iemand goed les geeft of op andere wijze iets bijdraagt aan de universiteit, geeft aan dat er allang waardering is voor dergelijke - overigens vaak zeer subjectieve - vaardigheden. Ik kan best voorbeelden geven van UD’s, en zelfs UHD’s en professoren die weinig tot geen onderzoek publiceren, maar dat lijkt me niet zo chique.
Bewijs hiervoor is makkelijk te vinden, kijk maar naar de publicaties (of wat daarvoor doorgaat, want ook interviews en redactiewerk wordt tegenwoordig opgevoerd) op de gemiddelde medewerker-pagina’s van de universiteit. Sterker nog, hoewel er in vacatures nog wel gevraagd wordt om toppublicaties, gaat het in de regel de facto vooral om zaken als bewezen onderwijservaring of de capaciteit om wetenschap te ontsluiten voor een breder publiek.
Een typische vacaturetekst voor een UD of UHD begint dan ook met het opsommen van de te geven cursussen, daarna de begeleiding van studenten, dan bestuurlijke of organisatorische ervaring, en dan pas onderzoek, maar dan vooral als middel om subsidie mee binnen te harken. Dit alles is ook logisch, want het hele Nederlandse universitaire bestel is op studentenaantallen gestoeld – niet op het prachtige onderzoek dat aan de universiteit wordt verricht.
Kwakzalverij
Is dit allemaal erg? Nee, want inderdaad hebben we ook goede docenten nodig (en dat zijn niet altijd de beste onderzoekers), en zijn ook goede bestuurders en ‘fixers’ een groot goed. Het is dus terecht dat de universiteiten ook dergelijke kwaliteiten ‘waarderen’.
Dat deden ze echter altijd al, zo leert de praktijk. Erkennen en waarderen is dus, net als het nodeloze gedram om extra aandacht voor vrouwelijke collegae in de corona-crisis, een medicijn tegen een niet-bestaande ziekte.
Kwakzalverij dus. Precies datgene wat de wetenschap zou moeten bestrijden.
Jorrit Kelder is historicus en archeoloog. Hij werkt ook als ‘Senior Grant Advisor’ bij Luris, de universitaire afdeling die onder meer ondersteuning biedt bij beursaanvragen