Columns & opinie
Waarom gaan er miljoenen naar nieuwbouw en moeten kleine studies verdwijnen?
Het is frustrerend dat we de waarde van hoger onderwijs moeten verdedigen, betoogt William Michael Schmidli.
Gastschrijver
donderdag 7 november 2024
Foto Taco van der Eb

Als het wat later op de dag is en zelfs de pienterste studenten een beetje wezenloos voor zich uit staren, laat ik me soms een beetje meeslepen tijdens mijn geschiedeniswerkcollege.

Geschiedenis, vertel ik de klas, is de basis van de menselijke beschaving. In de academische wereld staat discussie centraal, zeg ik ze. Wij academici zijn het graag oneens met elkaar. We weten namelijk dat we alleen zin kunnen geven aan het verleden, het heden kunnen begrijpen en ons kunnen voorbereiden op de toekomst door middel van discussie en debat – in het klaslokaal en tijdens conferenties, in wetenschappelijke tijdschriften en monografieën.

Niet al mijn studenten zijn overtuigd.

Sommigen willen liever dat ik mijn mond houd en ze een extra toiletpauze gun. Maar ik geef al meer dan twintig jaar colleges over de geschiedenis van de Verenigde Staten, eerst in Amerika en sinds 2018 in Nederland, en ik geloof er nog steeds heilig in.
Dat is ook de reden waarom de afgelopen weken zo zwaar waren.

Vanaf 2025 krijgt de faculteit Geesteswetenschappen te maken met een structureel financieel tekort van 5,7 miljoen euro per jaar, zo is gebleken. Maar de Universiteit Leiden is niet de Amerikaanse overheid – ze kan niet blijven draaien op tekorten en overbesteding. Daarom heeft een door het faculteitsbestuur aangestelde taskforce een oplossing bedacht waarbij opleidingen met lage studentenaantallen worden opgeheven of samengevoegd. Maar liefst zestig functies moeten worden geschrapt; een deel van het leed kan worden verzacht door medewerkers die met pensioen gaan niet te vervangen, maar het is vrijwel zeker dat enkele van mijn collega’s hun baan verliezen als de plannen doorgaan.

Ondertussen heeft de universiteit de afgelopen jaren tientallen miljoenen euro’s uitgegeven aan renovaties en meer dan een miljoen aan beveiliging – wat veel van ons als buitensporig beschouwen. Het bestuur reageerde tot nu toe op een typisch ontwijkende manier. Toen het managementteam van het Geschiedenisinstituut de kwestie aankaartte, kregen ze te horen dat deze kosten onder ‘andere begrotingslijnen’ vielen.

‘We moeten meer aandacht besteden aan het achterwerk dan aan de geest van studenten’

Volgens de taskforce is flexibiliteit het sleutelwoord. Kleine klassen dreigen te worden opgeheven; de docent wordt dan elders ingezet. In het rapport wordt het advies gegeven om onderwijs minder intensief te maken zodat op korte termijn met grotere klassen kan worden gewerkt: dit betekent minder opdrachten, minder feedback, minder toetsen en hoorcolleges opnemen. Anders gezegd: ze willen dat we minder aandacht besteden aan de geest van de studenten en meer aan hun achterwerk; het aantal bezette stoelen als de belangrijkste maatstaf voor onze waarde aan de universiteit. 

Ik hou van lesgeven. Ik wil helemaal niet minder opdrachten of feedback geven – ik wil dat mijn studenten hun potentieel kunnen ontplooien. En ik weet nog goed hoe het ging tijdens de lockdown: opgenomen hoorcolleges terugkijken doodt hun motivatie om te leren.

‘Dit rapport leest alsof het is geschreven door Margaret Thatcher’, zei ik onlangs tegen mijn collega’s tijdens een vergadering van het Geschiedenisinstituut. Niemand lachte. Ik zei dat we ons moeten verzetten tegen het rapport van de taskforce, dat succes niet valt af te meten aan studentenaantallen alleen. Onze studenten zijn slim, hardwerkend en vastberaden (op een paar uitzonderingen na). Tijdens de vakken verfijnen ze hun vaardigheden en die zetten ze vervolgens in om een goede baan te vinden na hun afstuderen. Maar de stemming was grimmig tijdens de vergadering.

Alles bij elkaar zorgde dit voor een stressvol herfstsemester. Maar hoe zwaar deze dagen ook waren, ik weet dat deze bezuinigingsronde misschien nog maar het begin is, dat de neoliberale aanbevelingen van de taskforce misschien slechts een eerste salvo zijn.

Het wordt nog veel zwaarder als onderwijsminister Eppo Bruins de plannen om één miljard euro te bezuinigen op Nederlandse universiteiten daadwerkelijk doorzet. In combinatie met het kortzichtige besluit om Engelstalige opleidingen aan banden te leggen, zet de huidige regering daarmee een omslag in gang waar niemand op zit te wachten: het Nederlandse hoger onderwijs zal afglijden van wereldklasse met een grote internationale aantrekkingskracht naar een middelmatig niveau – onaantrekkelijk voor buitenlandse studenten.

Met als resultaat dat onze beste medewerkers en studenten vertrekken, wat ironisch is gezien de anti-immigratiewaanzin van de regering.

In deze zware tijden zijn er veel uitdagingen die om onze aandacht vragen – de gevolgen van de klimaatcrisis beperken, ethisch nationalisme afremmen, de rechten van vrouwen en meisjes beschermen, enzovoort, enzovoort.

Het is frustrerend dat we daarnaast ook nog eens de waarde van hoger onderwijs moeten verdedigen. Dat voelt zo onbeschaafd.


William Michael Schmidli is universitair docent bij de opleiding geschiedenis