Achtergrond
Ik laat me niet de mond snoeren
Voordat de Noord-Koreaanse schrijver Jang Jin-sung zijn land ontvluchtte, was hij propagandadichter die de daden van de Geliefde Leider Kim Jong-il in verzen moest bezingen. ‘Ze zijn in staat me te vermoorden, maar ik heb woorden.’
Marleen van Wesel
woensdag 10 september 2014
Voormalig propagandadichter Jang Jin-sung: ‘Ik zal de waarheid verkondigen tot mijn dood.’

Met een grijns beschuldigde Kim Jong-il in 1999 Jang Jin-sung ervan dat die z’n gedicht nooit zelf geschreven kon hebben. En hij zou hem laten vermoorden, als hij daarop durfde te liegen. De geveinsde aantijgingen bleken echter een compliment te zijn en Jang wachtte een mooie carrière als propagandadichter voor de Noord-Koreaanse arbeiderspartij. Maar toen de jonge dichter een buiging maakte, brokkelde zijn goddelijke beeld van de Geliefde Leider voor het eerst af: onder tafel zag hij de uitgetrapte schoenen van Kim Jong-il. Zonder de flinke plateauzolen bleef slechts een mannetje van hooguit een meter zestig over, met zere voeten.

Enkele jaren later ontvluchtte Jang zijn land met zijn vriend Hwang Young-min, die een verboden Zuid-Koreaans boek in de trein had laten slingeren. Jang had het hem geleend. ‘Als dat niet gebeurd was, zou ik waarschijnlijk nog in Pyongyang wonen en werken. Alle twijfels over het regime ten spijt’, laat Jang (die naam is zijn pseudoniem) weten via zijn vertaalster Shirley Lee, tevens promovenda in Leiden. ‘De gevolgen van politieke ongehoorzaamheid zijn groot. Niet alleen voor mezelf, als ik gepakt zou worden. Maar families van overtreders worden ook zwaar gestraft. Mijn ontsnappingspoging vereiste dus enorme wanhoop.’

Hij schreef een boek over zijn vlucht en zijn leven daarvoor en daarna. De Engelse vertaling Dear Leader, door Shirley Lee, verscheen eerder dit jaar. De Leidse hoogleraar Koreastudies Remco Breuker, Lees promotor, werkt momenteel aan een Nederlandse vertaling.

Jang is een van de tienduizenden Noord-Koreanen die hun land met succes wisten te ontvluchten, maar extra bijzonder is de hoge positie die hij binnen het regime bekleedde. Samen met zes andere bannelingen vertelt hij volgende week over zijn ervaringen op de conferentie A State of Legitimacy: North Korean Voices in Exile. Dat is hard nodig, vindt hij. ‘Er is een hardnekkig internationaal beeld van Noord-Korea, maar dat is gebaseerd op veronderstellingen van buitenstaanders. Er zitten veel fouten in. Pogingen om de situatie te veranderen zijn pas écht doeltreffend, als er geluisterd wordt naar de Noord-Koreanen zelf.’

Hij waarschuwt ook voor de internationale berichtgeving over een steeds opener Noord-Korea, sinds het aantreden van Kim Jong-un. ‘Het westen ziet misschien meer toerisme, maar Noord-Korea is echt niet fundamenteel opener. Noord-Koreanen mogen nog altijd niet vrij communiceren, ze hebben geen toegang tot informatie en gehoorzaamheid aan het regime wordt nog altijd afgedwongen.’

Zijn eigen ervaringen in Noord-Korea dateren inmiddels van tien jaar geleden, maar voor zover mogelijk onderhoudt hij nog nauwe banden met vrienden. Via zijn website New Focus International (www.newfocusintl.com) biedt hij een blik in de Noord-Koreaanse samenleving.

Ook in Dear Leader ontrafelt hij het systeem beetje bij beetje. Zijn eigen leven was relatief comfortabel. Poëzie speelt namelijk een prominente rol in Noord-Korea. Onder Kim Il-sung gold dat nog vooral voor romans. Het was niet eens Kim Jong-ils persoonlijke smaak die poëzie na zijn aantreden in zwang bracht, maar een ordinair papiertekort. In gedichten konden propagandaschrijvers hun lof voor de Geliefde Leider al op een enkele krantenpagina kwijt.

Jang was dus een van die schrijvers, werkzaam in sectie 5 (literatuur), afdeling 19 (poëzie) van Office 101 van het United Front Department (UFD), de afdeling voor inter-Koreaanse spionage, beleidsvorming en diplomatie van de Koreaanse Arbeiderspartij. De naam van Office 101 moest vaag houden wat daar gebeurde, ondanks de onbedoelde overeenkomst met Kamer 101 uit de roman 1984.

Maar dit is dus wat daar gebeurde, volgens Jang: de werknemers moesten er Zuid-Koreaanse media nauwkeurig in de gaten houden, om de stijl en de vormgeving vervolgens zo goed mogelijk na te bootsen. Jang en zijn collega’s produceerden bijvoorbeeld Zuid-Koreaanse gedichten, onder Zuid-Koreaanse namen, maar dan wel zeer Noord-Koreaansgezind.

Een van de frappantste mythes die uit Office 101 voortkwamen, gaat over de Titanic. De dag waarop die zonk, werd Kim Jong-ils vader, de Grote Leider Kim Il-sung geboren. In Office 101 werd dat toeval verwerkt tot historisch bewijs dat op 15 april 1912 ‘de zon onderging in het westen, en opkwam in het oosten’. Kim Jong-il liet later zelfs met terugwerkende kracht de Noord-Koreaanse jaartelling op die dag beginnen. In 2001, toen Jang er nog werkte, kregen UFD-medewerkers op 15 april allemaal een fiets cadeau. Die kwamen uit een donatie van Zuid-Koreaanse boeddhisten, maar humanitaire hulp was in de ogen van het regime toch niet meer dan een ‘bedreiging voor de zelfredzaamheid’. Zelfs melkpoeder, bedoeld voor baby’s, kwam bij Jang en zijn collega’s terecht.

Hoe groot het verschil was met de levens die de meeste Noord-Koreanen leidden, realiseerde hij zich pas bij een bezoek aan zijn geboortedorp. Zelfs de standaardgroet ‘Heb je al gegeten?’ - een soort Noord-Koreaanse variant op ‘Alles goed?’ - waarop je vooral niet al te negatief hoorde te antwoorden, was verdwenen. Hoe moet je immers reageren als je nauwelijks te eten had? Op de markt hadden bordjes met voedselprijzen plaatsgemaakt voor waarschuwingsborden waarop overtredingen opgesomd stonden waarvoor het vuurpeloton wachtte: verspilling van elektriciteit, het hamsteren van voedsel, roddelen. Terug in de hoofdstad Pyongyang legde hij zich in het geheim toe op het schrijven van treurige gedichten die vooral gingen over rijst en honger, in plaats van over de Geliefde Leider. Dat werd het begin van een bundel die hij op zijn vlucht wist mee te smokkelen en in 2010 verscheen onder de titel I Am Selling My Daughter for 100 Won.

‘Moeilijk was het niet, omschakelen naar poëzie waar ik zélf over wilde schrijven’, zegt hij nu. ‘Het is alsof je vleugels krijgt en voor het eerst opstijgt. Of beter nog: alsof je vleugels gebroken waren, maar ze gerepareerd zijn, en je ze voor het eerst weer opent.’

Een van de eerste dingen waarover Jang zich in Dear Leader na het oversteken van de grens naar China verwonderde, was een kalender van bikini babes aan de muur van een boer die zich over hem en zijn vriend ontfermde. In Noord-Korea stonden bekende actrices ook wel eens op een kalender, maar dan zo geposeerd dat ze op een of andere manier hun loyaliteit aan de partij toonden.

Lang niet iedereen was trouwens zo behulpzaam. De meeste Chinezen hielden het tweetal namelijk voor beruchte moordenaars. Noord-Korea vervolgt vluchtelingen namelijk desnoods met man en macht om ze terecht te stellen als zogenaamde moordenaars, om maar te voorkomen dat ze het systeem de rug toekeren. De opeenstapeling van gelukstreffers en nipte ontsnappingen doet beseffen bij hoeveel Noord-Koreanen zo’n vlucht verkeerd gegaan moet zijn.

Jang blijft in zijn boek overigens niet hangen in anekdotes. De structuren van het Noord-Koreaanse systeem legt hij zorgvuldig uit, tot aan onthullingen over hoe Kim Jong-il aan de macht kwam toe.

Momenteel werkt hij aan een roman over vrouwelijke slachtoffers van het regime. ‘En dan niet alleen over vrouwen die geweld hebben moeten doorstaan, of die als seksslavin doorverkocht zijn, maar ook over vrouwen die gedwongen werden om de Geliefde Leider lief te hebben. Ik wil hen hun waardigheid teruggeven. En hun stem.’

Represailles van de Noord-Koreaanse regering hangen Jang in Seoul, waar hij tegenwoordig woont, nog altijd boven het hoofd. Daarom wordt hij vierentwintig uur per dag bewaakt. ‘Ze zijn in staat me te vermoorden. Maar uit angst kon ik in Noord-Korea al niet zeggen wat ik wilde. Als ik me door angst ook buiten Noord-Korea de mond liet snoeren, zou ik een lafaard zijn. Ik zal de waarheid verkondigen tot mijn dood. Noord-Korea kan dreigen met geweld, maar ik heb woorden.’

Jang Jin-sung, Dear Leader, Ebury Press, 352 pgs. €22,99

Conferentie: A State of Legitimacy: North Korean Voices in Exile, 17 en 18 september.