Columns & opinie
Brief: Geen jij-bak, maar een mond vol tanden
donderdag 4 april 2019

Tot mijn spijt was ik vorige week onbereikbaar voor weerwoord (‘Een feitenvrije dromer, De Leidse jaren van Thierry Baudet’, Mare 23, 28 maart); nu mag ik wat rechtzetten.

Bij de promotie van Baudet was ik hoogleraar in Leiden. Anders dan Geerten Waling aan de redactie vertelde, beschuldigde ik Baudet niet van het bedrijven van ideologie. Ik citeerde een juridische bepaling en vroeg of hij die kende. Hij kende haar niet.

De bepaling was artikel 4 lid 2 van het EU-verdrag en luidt: ‘De Unie eerbiedigt de gelijkheid van de lidstaten ... alsmede hun nationale identiteit die besloten ligt in hun politieke en constitutionele

basisstructuren...’

Ik vroeg vervolgens hoe hij deze bepaling kon verzoenen met zijn stelling dat de Unie een samenzwering is tegen de nationale staten, met name haar lidstaten. Hij had op die vraag geen antwoord.

Het ging dus niet om literatuur die te weinig aan bod komt, maar om de feiten van eenvoudige en fundamentele bepalingen van EU-recht (zijn onderwerp) die hij niet eens kent. Geen opinies, zoals Waling zich meent te herinneren, maar feiten. Geen verschil van inzicht, maar gebrek aan kennis. Geen antwoord in de vorm van een jij-bak, zoals Waling zegt, maar een mond vol tanden.

Wel heb ik Baudet beschuldigd van wezenlijke schending van de procedure van zijn promotie. Dat was toen hij, een week eerder in zijn column in NRC Handelsblad, schreef dat zijn komende verdediging een formaliteit was en zijn promotie al lang in kannen en kruiken. Een openlijke en opzettelijke belediging onder meer van degenen die met hem in discussie zouden gaan.

Toen had de procedure moeten zijn afgebroken.

Tom Eijsbouts, hoogleraar Europees constitutioneel recht en geschiedenis, Universiteit van Amsterdam