De Leidse hoogleraar kwantitatieve wetenschapsstudies Ton van Raan is woedend op het Journal of the Association for Information Science and Technology (JASIST). Dat Amerikaanse wetenschappelijke tijdschrift heeft namelijk een artikel geweigerd waarin Van Raan zogeheten ‘sleeping beauties’ (‘Doornroosjes’) beschrijft. De redactie vindt die term ‘onacceptabel’.
Van Raan onderzoekt de impact van wetenschappelijke citaties. Hij is expert op het gebied van artikelen die nauwelijks aandacht kregen in de tijd dat ze verschenen, maar na jarenlange vergetelheid plotseling zijn herontdekt en opnieuw worden aangehaald. Doordat de inhoud van deze 'slapende’ publicaties met terugwerkende kracht baanbrekend blijkt te zijn, gaan wetenschappers ze opeens veelvuldig citeren, waardoor ze als het ware ‘ontwaken’.
Naar analogie van het beroemde sprookje bedacht Van Raan voor dergelijke artikelen de naam ‘Doornroosje’. De eerste nieuwe citatie heette volgens die metafoor ‘de prins’. ‘De wetenschap is al zo droog’, verklaart hij. ‘Daar mag je best een beetje fleur aan geven.’ Het eerste artikel waarin hij de term ‘sleeping beauty' muntte, stamt uit 2004, het laatste verscheen twee maanden geleden. ‘Het is echt een nieuw genre geworden.’
Bovendien hield Van Raan zijn beeldspraak altijd opzettelijk kuis, benadrukt hij: ‘Wat die prins precies uitspookt, daar heb ik me bewust nooit over uitgelaten.’
En hoewel hij in 2010 nog in JASIST publiceerde over Doornroosjes, vindt het blad de term nu onaanvaardbaar. De redactie liet de hoogleraar weten dat zijn artikel ‘Sleeping Beauties in Medical Research: Technological Relevance, High Scientific Impact’ alleen wordt gepubliceerd als hij het stuk herschrijft.
Samen met de afwijzingsmail ontving Van Raan nieuwe redactionele richtlijnen waarin een ‘appropriate use of language and sensitivity to sociocultural norms’ wordt voorgeschreven. De term ‘sleeping beauties’ geldt volgens die criteria als ‘a clear violation of sociocultural norms’.
Van Raan: ‘Dit is bizar. Ik weiger te capituleren voor deze uit de hand lopende politieke correctheid.’ Hoewel het volgens hem een typerend voorbeeld is van de doorslagen cultuur aan ‘Amerikaanse campus-universiteiten’, noemt hij het ‘opgelegde publicatieverbod’ juist weer ‘een maatregel die je alleen in een DDR-achtige politiestaat kan verwachten’.
JASIST-eindredacteur Julia Khanova laat in een reactie weten het ‘ongepast te vinden om het redactionele proces met derden te bespreken, buitenom de auteur’. Ze benadrukt dat ‘het artikel niet is geweigerd, maar teruggestuurd voor correctie omdat het niet voldeed aan onze richtlijnen die voor alle auteurs gelden. Als de heer Van Raan daar problemen mee heeft, moet hij zich tot mij of de hoofdredacteur wenden.’
Van Raan piekert er niet over om zijn artikel aan te passen. ‘Ze mogen het boven hun bed hangen. Ik ga het ergens anders aanbieden. Er wordt voortdurend over sleeping beauties gepubliceerd, ook in heel goede tijdschriften. Ik heb er talloze lezingen over gegeven en nooit klachten ontvangen, ook niet van vrouwelijke toehoorders.’
Toen hij vorig jaar als beoordelaar van een JASIST-artikel optrad, merkte hij al dat ‘de stoppen definitief waren doorgeslagen’. ‘De auteurs werden onder druk gezet om de term te schrappen. Toen ik in hun tweede versie opeens het afschuwelijke woord “hibernators” las, heb ik gezegd: “Als jullie capituleren voor deze politieke correctheid, zoek het dan maar uit!”’
In die zin was zijn eigen paper een testcase, geeft hij toe. ‘Bestuurders moeten stelling nemen tegen deze overgevoeligheid. De rector vond het ook “bizar”. Hij zou erover twitteren, maar dat is op een of andere manier nog niet gebeurd. Wetenschappelijke organisaties moeten zich hierover uitspreken: het gaat immers over onderzoek dat door de samenleving is betaald.’