De maatregelen tegen het coronavirus worden centraal bepaald en gelden voor de hele universiteit. De Haagse faculteitsraad maakt zich extra zorgen, omdat FGGA veel internationale medewerkers en studenten heeft, bleek dinsdag tijdens de vergadering.
‘Mensen kijken naar hun eigen thuisland en welke maatregelen ze daar nemen’, zei personeelslid Pauline Hutten. ‘Daar zitten grote verschillen tussen, dus dan krijg je vanzelf vragen.’
Student Job Kemperman voegde daaraan toe: ‘Zeker op LUC maakt iedereen zich veel zorgen. We gaan er vanuit dat we na de lentevakantie over drie weken wel het coronavirus hebben. En we wonen allemaal in dat gebouw, dus we kunnen niet besluiten: we blijven allemaal thuis. Want dat ís ons thuis.’
Het faculteitsbestuur begreep de zorgen, maar de oplossing ligt niet meteen voor de hand. Een evenement organiseren is juist onverstandig. Daarnaast is het belangrijk om geen onderscheid te maken tussen de faculteiten, zei bestuurslid Jacqueline Schut-Adema: ‘Er is negatief geadviseerd om separate voorlichting te geven. Dan ontstaat er ook weer een verschil.’
Het grootste probleem voor de studenten is dat de vragen die ze hebben, niet beantwoord worden op de website. ‘Bijvoorbeeld de draaideur op de Schouwburgstraat die we met z’n allen gebruiken, hoe vaak wordt die schoongemaakt?’, vroeg Marléne Dirksen van de studentgeleding. ‘En de rolband van de roltrap, die je vast moet houden om er niet af te kukelen?’
‘We weten niet hoe het virus zich verspreidt, maar we moeten voorkomen dat het zich wel zo kan verspreiden. We hebben zesduizend bewegingen van studenten, door dit gebouw alleen al. Daar maak ik me wel echt zorgen over.’
Er wordt nu veel meer schoongemaakt, verzekerde Schut-Adema. ‘Raakvlakken, dus tafels, deurknoppen, dat soort dingen, maken ze extra schoon.’
Alle andere vragen die studenten hebben, wil het bestuur graag van de raad ontvangen, zodat ze die kunnen overhandigen aan het crisisteam. ‘Geef ons maar een overzicht, zodat we daar informatie uit kunnen halen’, stelde decaan Erwin Muller voor. ‘Dan gaan wij kijken of er antwoorden op zijn.’
Ook zei Muller te kijken of er iets voor het LUC te organiseren valt. ‘Daar hebben we eerder ook wat extra voorlichting gegeven. Ik kan me goed voorstellen dat we dat nog een keer doen, vanwege het woon-element daar. Dat is anders dan in dit gebouw, of andere gebouwen in Leiden.’
‘Of we het goed doen, dat weten we pas over een jaar’, concludeerde Schut-Adema. ‘Dan zeggen we misschien: hadden we toen maar, of hadden we toen maar niet.’