Het personeel van de universiteit kun je grofweg in twee blokken verdelen. Je hebt het ondersteunend personeel dat de boel draaiende houdt. En dan is er het wetenschappelijk personeel, met een duidelijke hiërarchie: hoogleraren bovenaan, dan universitair hoofddocenten, universitair docenten, en ten slotte de ‘gewone’ docenten.
In theorie zou je op een of andere manier die piramide moeten kunnen beklimmen, maar in de praktijk zitten veel docenten muurvast: ze krijgen geen onderzoekstijd omdat ze onderwijs geven, maar kunnen geen promotie maken zonder onderzoek te hebben gedaan.
‘Dus doen we het in onze vrije tijd, in een wanhopige poging kans te maken op een van die posities’, zegt Sai Englert, docent bij International Studies, tegen tientallen toehoorders die zich vorige week verzamelden op Zoom om actie te voeren voor betere arbeidsomstandigheden. De bijeenkomst was georganiseerd door Casual Leiden, een groep medewerkers, voornamelijk vanuit de bachelor International Studies, die zich al langer verzetten tegen het systeem.
Enkel meer onzekerheid
‘Er zijn wetten die het gebruik van tijdelijke contracten voor structureel werk moeten beperken’, aldus Englert. ‘Maar het limiet op tijdelijke contracten beschermt ons niet. Het leidt alleen maar tot meer onzekerheid.’
In tegenstelling tot de hogere functies krijgen docenten zelden een vaste aanstelling: universiteitsbreed werkt 75 procent op tijdelijke contracten, zo blijkt uit het document Personeel in cijfers 2020. Bij Sociale Wetenschappen heeft maar 6 procent een vast contract. In Den Haag, bij Governance and Global Affairs, maar 7 procent.
Terwijl de docenten wel degelijk een vast onderdeel zijn van de universiteit, vertelt Elisa Da Vía. ‘Ze zijn structureel onderdeel van het programma. We blijven tijdelijk personeel inhuren voor permanente posities, en om ervaren mensen te behouden worden er ingewikkelde verlof-constructies bedacht, waarbij mensen een tijd niet werken om dan weer terug te komen. Er worden uitzonderingen gemaakt, of ad hoc gezocht naar gaps in het beleid die het structurele probleem niet aanpakken.’
Da Vía en andere tutors van International Studies begonnen in april een briefwisseling met het college van bestuur om te bepleiten dat het beleid om docenten geen vaste contracten te geven, aan te passen. In de eerste twee brieven meldde toenmalig rector Carel Stolker dat er voor een handjevol mensen een uitzondering is gemaakt door ze wel een vast contract aan te bieden, en dat een kwart van nieuw aangenomen personeel een aanstelling van vier jaar krijgt.
Altijd tijdelijk
Maar qua beleid gaf hij niet thuis, zegt Da Vía: ‘Hij zei: de universiteit wil geen docent-posities promoten, dus die zijn altijd tijdelijk.’
De universiteit wil niet iedereen een vast contract bieden, maar een ‘flexibele schil’ houden, zodat het makkelijker is mensen te ontslaan of te reorganiseren als het financieel tegenzit. Nicole van Os, studiecoördinator bij Geesteswetenschappen met een jarenlange loopbaan op de universiteit, vindt dat geen logische redenering: ‘Ik werk meer dan vijftien jaar voor de faculteit Geesteswetenschappen, ik zit al jaren in de faculteitsraad, en ik heb de studentaantallen alleen maar omhoog zien gaan.’
‘Ik hoor steeds dat er een “flexibele schil” nodig is, om met fluctuaties om te gaan. Een groot deel van de financiering is gebaseerd op hoeveel studenten er zijn. Het is interessant om steeds te horen hoe ze verwachten dat het aantal studenten daalt, en dat ze daarom geen vaste contracten kunnen geven.’
Remco Breuker, hoogleraar Koreastudies en lid van de universiteitsraad, ziet een systeem waarbij de ‘oudere’ generatie de jongere garde ‘kannibaliseert’.
Hij denkt dat budget het grootste probleem vormt. ‘Als je de minister zou vragen of de hoeveelheid tijdelijke contracten een goede zaak is, zal ze “nee” zeggen. Als je het aan het college van bestuur vraagt, zeggen ze dat ook. Er is consensus, maar die verdwijnt zodra je het bij de instituten en de faculteiten legt. Niet omdat die gemener zijn, maar omdat zij met het budget werken, en dat is niet toereikend.
Staken, maar tegen wie?
‘De eerste oplossing: stop met gebouwen bouwen en investeer in waar de universiteit echt om draait, de docenten en de studenten. De andere oplossing is solidariteit, en weigeren de contracten te tekenen. Als het budget alleen tijdelijke contracten toestaat voor structureel werk, en we weigeren te tekenen, komt het hele systeem tot stilstand.
‘Dat is ontzettend moeilijk. We houden van ons werk. We geloven dat we iets bijdragen. Het is moeilijk om te stoppen met werken en te gaan staken. Maar ik zie geen andere oplossing.’
Het idee van een staking slaat aan tijdens de discussie. Maar tegen wie staak je dan? ‘Normaal staak je tegen je werkgever’, zegt Van Os. ‘Maar onze situatie is anders.’
‘Voor de universiteit voelt het ook alsof ze met de rug tegen de muur staat’, zegt Breuker. ‘De structurele oplossing ligt bij de overheid.’
Breuker heeft voor WoinActie onderzocht hoe het zit met staken, en ziet een probleem: ‘Als er geen verzekering is vanuit het college van bestuur dat mensen niet gestraft worden, komt er geen staking. Ik denk niet dat ze ook echt zouden straffen, maar de angst is er. Een oplossing zou zijn om onze bestuurders mee te laten doen.’
Juist pushen
Englert ziet dat anders: ‘We moeten wel tegen de werkgever staken, juist omdat ze met hun rug tegen de muur staan. Als je geen kant op kunt, welke kant duw je dan op? De universiteit duwt naar beneden, omdat daar geen weerstand is’. Het is zoveel makkelijker, want de tijdelijke werknemers zijn wanhopig. Ten eerste moeten we ergens van leven, en ten tweede willen we hier graag zijn.
‘Maar er zijn structurele problemen die naar boven toe aangekaart moeten worden. Universiteiten zijn machtige instituten: ze zijn enorme werkgevers, belangrijk voor strategieën van de overheid, en voor het aantrekken van onderzoekers voor allerlei industrieën. Ze hebben enorme politiek en economische macht, die ze niet tegen de overheid gebruiken, maar tegen ons. Daarom zijn stakingen belangrijk. Het dwingt ze om te draaien en de andere kant op te kijken.’
Da Vía beaamt dat: ‘We moeten pushen. Zeggen dat het niet anders kan vanwege het beleid, is niet genoeg. Ik ben er nog niet zo zeker van dat ze aan onze kant staan.’