De promovendi behoren tot de ‘bronnen, getuigen en klokkenluiders’ die het gedrag van Thierry Baudet en diens promotor Paul Cliteur vorige week aan de kaak stelden in een artikel op GeenStijl.
Het viertal is echter verbaasd dat het college van bestuur een externe onderzoekscommissie heeft samengesteld die gaat bekijken of de ‘beschuldigingen van antisemitisme binnen een afdeling van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid gegrond zijn’.
Dat was helemaal niet waarom ze aan bel trokken, zo schreven ze afgelopen dinsdag in een brief aan de rector en de decaan. ‘Wij verwijten professor Cliteur geen antisemitische sympathieën of uitingen’, aldus de promovendi. Daarvan is volgens hen ‘nimmer’ iets ‘gebleken’.
Wat ze Cliteur wel aanrekenen is dat hij als FvD-senator en Baudets vertrouweling regelmatig is gewaarschuwd voor diens antisemitische sympathieën en uitingen en ‘met deze kennis niets heeft gedaan’: ‘Wij spreken hem aan als politicus en de verantwoordelijkheid die daaruit voortvloeit, en niet in zijn hoedanigheid als hoogleraar en promotor van dhr. Baudet.’
Verder schrijven de promovendi het onterecht te vinden dat nu de gehele sectie Encyclopedie van het Recht aan een onderzoek wordt onderworpen. Ze ‘verzetten zich tegen de notie dat er sprake zou zijn van antisemitische sympathieën bij de afdeling of haar staf’.
De universiteit kondigde het onderzoek vorige week maandag aan met de mededeling dat ‘in afwachting van de resultaten (…) alle betrokkenen zich onthouden van communicatie’.
Cliteur, die vorig weekend zijn gedrag nog in Mare verdedigde (‘Ik was er niet bij’) en daarna nog via zijn LinkedIn-pagina liet weten ‘de uitkomsten met heel veel vertrouwen tegemoet’ te zien, zei zaterdag in de Volkskrant dat hij een ‘spreekverbod’ heeft.
Lees de brief hier:
LB, 1 december 2020
Geachte rector Carel Stolker en geachte professor Van der Leun,
Wij schrijven u als de (oud) promovendi van de afdeling Encyclopedie van het Recht die genoemd worden in het Geenstijl-artikel ‘Het onverholen antisemitisme van Thierry Baudet - Een tijdlijn van getuigenissen’.
Met betrekking tot dit artikel en het door het college gelaste onderzoek naar antisemitisme binnen de afdeling Encyclopedie van het Recht willen wij drie zaken verduidelijken.
1) In dit artikel wordt over dhr. Baudet het volgende gesteld:
“Al tijdens zijn promotie in Leiden, in de slotjaren van het vorige decennium, rezen twijfels over zijn persoonlijke overtuigingen. Medestudenten en collega’s herinneren zich incidenten waarbij Baudet mensen op de kast joeg met uitspraken over hoe de Joden Europa hebben overgenomen en het voortbestaan van een blank continent in gevaar brachten.”
Hoewel het citaat vermeldt dat het om meerdere uitspraken zou gaan, gaat het hier om één enkele uitspraak. Nergens in het artikel wordt gesuggereerd dat prof. Ellian, of prof. Cliteur van betreffende uitspraak op de hoogte was of door David Suurland of andere collega’s op de hoogte is gebracht. Tijdens de bespreking met de redactie van Geenstijl (Bart Nijman) werd dit in een aan ons getoonde eerste versie van deze passage abusievelijk wel gesteld. Op onze uitdrukkelijke tegenspraak is dit verwijt verwijderd. U kunt deze gang van zaken met instemming van de redacteur bij hem navragen.
Na publicatie van dit artikel bereikte ons echter het nieuws dat ondanks deze, aangepaste formulering, bij sommigen mogelijk wel de indruk leeft dat Ellian of Cliteur reeds toen op de hoogte waren van Baudets antisemitische opmerking.
Wij willen u via deze mail duidelijk stellen: noch Ellian, noch Cliteur waren destijds (circa 2008) van deze gebeurtenis op de hoogte. De reden dat zo’n schokkende uitspraak destijds niet bij hen is aangekaart staat in het stuk verder beschreven.
2) Het door het college gelaste onderzoek heeft als taakstelling om te bezien of de beschuldigingen van antisemitisme gegrond zijn.
Laten wij ons duidelijk uitspreken: wij verwijten professor Cliteur geen antisemitische sympathieën of uitingen. Wij vinden het belangrijk om dit te benadrukken: dat is niet de professor Cliteur die wij kennen en van zulke sympathieën is nimmer gebleken. Wat wij Paul Cliteur aanrekenen is dat hij in zijn rol als senator van het Forum voor Democratie en als vertrouweling van dhr. Baudet binnen het Forum voor Democratie herhaaldelijk is gewaarschuwd voor antisemitische sympathieën en uitingen bij zijn partijleider en dat Cliteur, voor zover wij kunnen zien, met deze kennis niets heeft gedaan. Deze omissie is vooraleerst een verwijt aan hem als politicus en als vertrouweling van dhr. Baudet en slechts secundair aan hem als hoogleraar, en dan slechts voor zover die functie een maatschappelijke verantwoordelijkheid met zich meebrengt of strekt tot verantwoordelijkheid voor de goede naam van de (oud) promovendi en staf van de afdeling.
Wij spreken hem aan als politicus en de verantwoordelijkheid die daaruit voortvloeit, en niet in zijn hoedanigheid als hoogleraar en promotor van dhr. Baudet.
Wij verzoeken u om dit onderscheid te onderschrijven.
3) Het door het college gelaste onderzoek strekt zich uit tot de afdeling als geheel.
De betrokken promovendi hebben vele jaren in een prachtige afdeling mogen promoveren en denken met een diep gevoel van dankbaarheid terug aan de intellectuele vrijheid, maatschappelijke betrokkenheid en vooral veiligheid die wij daar hebben beleefd. Dat dit voor de wetenschap zo onontbeerlijke klimaat mogelijk was, is een grote verdienste van professor Cliteur. Wij wensen de afdeling dan ook in geen enkel opzicht te beschadigen. Integendeel, wij zagen in de politieke alliantie tussen professor Cliteur en de heer Baudet juist een fundamentele bedreiging voor de kracht van de afdeling en de fundamentele waarden van integriteit en vrijheid die zij vertegenwoordigt. Voornaamste zorg is dat een gekozen parlementariër in meerdere persoonlijke gesprekken duidelijk heeft gemaakt er antisemitische sympathieën op na te houden. Wij, als oud-collega’s van prof. Cliteur, hebben gepoogd hem hierop als senator en vertrouweling van dhr. Baudet aan te spreken in de hoop dat hij afstand zou nemen van deze uitlatingen of anderszins gepaste actie zou ondernemen.
Het is uit hoofde van onze loyaliteit aan de afdeling Encyclopedie van de Rechtswetenschap en uit onze plicht deze te beschermen dat wij meerdere malen geprobeerd hebben professor Cliteur te bewegen het juiste te doen. Dat hij dit weigerde, zelfs in het licht van de recente verklaringen vanuit de partij zelf, en de zwakke redeneringen waarmee hij volhardde in deze omissie, waren voor ons de reden om ons verhaal in de media te brengen.
Ons schrijven kan in geen enkel opzicht worden gelezen als een rechtvaardiging om de afdeling als geheel verantwoordelijk te houden voor de uiterst verwerpelijke uitspraken van dhr. Baudet of het door ons waargenomen, en door u te onderzoeken, stilzwijgen van diens senator en vertrouweling prof. Cliteur hieromtrent. De berichtgeving in de pers lijkt helaas te suggereren dat het onderzoek en diens gevolgen zich mogelijkerwijs uitstrekken tot de afdeling als geheel. Wij willen hier onomwonden stellen dat een dergelijk optreden geen rechtvaardiging kan vinden in onze verklaring. Juist met het oog op de bescherming van de afdeling als geheel doen wij dan ook met klem een beroep op uw zorgvuldigheid en proportionaliteit in dezen. Alle betrokken oud promovendi verzetten zich tegen de notie dat er sprake zou zijn van antisemitische sympathieën bij de afdeling of haar staf.
Wij zijn bereid de inhoud van deze brief in een gesprek toe te lichten, mocht dat nodig zijn.
Wij wensen u in alle bescheidenheid wijsheid toe in uw beoordeling.
Hoogachtend,
Machteld Allan
Dr. Yoram Stein
Dr. David Suurland
Dr. Machteld Zee