Columns & opinie
Ik behoor tot het zondig en uitstervend ras der langstudeerders
‘Omar wil iets wat niet mag op de universiteit’, verzuchtte mijn docent. ‘Leren.’
Omar Ghaly
donderdag 13 juni 2024

Een scriptie is het enige wat mij nog scheidt van de graad master of arts. In beginsel geen feit dat belangwekkend genoeg is om een column mee te beginnen. Immers zijn er duizenden met mij die deze zomer dezelfde graad zullen behalen. Velen van hen zullen dat ook nog eens sneller dan ik hebben gedaan. Met zeven jaar studie behoor ik tot het zondig ras der langstudeerders, inmiddels met uitsterven bedreigd.

Juist dat voorrecht geeft mij de gelegenheid om mij eens goed te bezinnen op de zeven vette jaren die ik aan de universiteit heb doorgebracht, specifieker nog op het onderwijs dat ik in die tijd genoten heb.

Ik kan bogen op een ruime ervaring. Ik heb vakken gevolgd van zes verschillende opleidingen, het kerncurriculum geesteswetenschappen niet meegeteld. Eén enkel vak heb ik tot drie keer toe gevolgd zonder het laatste paper te schrijven, totdat men – naar ik veronderstel uit pure wanhoop – heeft besloten dat vak dan maar volledig te schrappen.

Omdat mildheid met de jaren komt en de mens sowieso geneigd is zich vooral het goede te herinneren, wil ik mij hier focussen op de vakken die mij in positieve zin zullen bijblijven. Zo kan ik mij het plezier herinneren dat ik in mijn eerste jaar beleefd heb aan het vak Middelegyptisch. Met een studiegenoot, die overigens na het eerste jaar prompt vertrok, ging ik vaak naar het Museum van Oudheden en week na week konden we meer hiërogliefen ontcijferen en zelfs voorzichtig een aantal zinnen lezen.

De formule van het vak was even eenvoudig als degelijk. Drie keer per week twee uur college, een kleine groep en een hoog tempo. In december kon onze lichting eerstejaars beginnen met het zelfstandig lezen van teksten terwijl de meesten van ons in het begin van september nog naar hiërogliefen keken als ware het een serie plaatjes.

‘Ik heb juist ook veel geleerd tijdens de koffiepauzes tussen mijn colleges’

Het opbouwen van expertise, dat maakte het vak zo goed. Langzaam werd ik een ingewijde, iemand die iets kan wat enige mate van specialistische kennis vereist. Een fijne tegenhanger voor vakken waarbij er plagiaat gepleegd lijkt te zijn met de literatuurlijsten. De keren dat mij op college Orientalism van Edward Said is aangeraden, is niet meer op één hand te tellen.

Nog een noodzakelijke voorwaarde van goed onderwijs: de persoon van de docent. Deze factor wordt nog eens versterkt als de groep studenten niet te groot is. Ik heb juist ook veel geleerd tijdens de koffiepauzes tussen mijn colleges. Gesprekken gingen over het vakgebied, eminente en minder eminente geleerden, maar ook over onderwerpen buiten het vakgebied die toch de moeite waard bleken te zijn. Zo kreeg ik in de pauzes van mijn colleges Bijbels Hebreeuws aanraders op het gebied van Duitse literatuur (gelezen) en wiskunde (niet gelezen).

Diezelfde docent gaf mij een oneliner mee waar ik nog weleens aan terugdenk. Ik was in een lange discussie met de onderwijsadministratie verzand geraakt over mijn eigenzinnige invulling van de minor. Toen ik hem het verhaal uit de doeken deed, verzuchtte hij: ‘Omar wil iets wat niet mag op de universiteit. Leren.’

Het is zo dat goed onderwijs en universitaire bureaucratie op gespannen voet staan met elkaar. Het is efficiënter om studenten op te hokken in grote collegezalen, het onderwijs uit te besteden aan brakke onderwijsassistenten en al te specialistische vakken op te doeken. In de Humanities Campus is er geen ruimte voor docenten met boekenkasten en mijn vaste thuisbasis het NINO, de bibliotheek voor de überspecialist, wordt opgenomen in de UB.

Goed onderwijs bestaat nog aan deze universiteit, ik kan ervan getuigen. Maar of het de kaalslag (snapt u hem?) van stotterende organisatieontwikkelaars die zes ton (!) vangen en geplande bezuinigingen op het hoger onderwijs zal overleven, is een tweede vraag.

Omar Ghaly studeert Egyptologie. Dit is zijn laatste column voor Mare