Klonteren
Leidse natuurkundigen kunnen eenvoudige structuren bouwen door piepkleine plastic bolletjes te laten samenklonteren. Het gaat om zogeheten colloïden: piepkleine deeltjes die zo klein zijn dat ze zich homogeen door een vloeistof kunnen verdelen. De vetbolletjes in melk zijn colloïden, bijvoorbeeld.
Zo’n mengsel met colloïden is niet altijd even stabiel. Als je iets zuurs in je melk gooit, gaat het schiften: er vormen zich klonten in plaats van een glad mengsel. In natuurkundeblad ACS Nano beschrijven onderzoeker Daniela Kraft en drie collega’s een kunststukje dat juist gebruik maakt van die klontereigenschap. Zij gebruikten bolletjes van polystyreen, het spul waar koffiebekertjes en piepschuim van zijn gemaakt. Door daar tactisch zuur, zout of olie bij te gooien, konden ze de klontvorming heel nauwkeurig sturen. Zo vormen er een aantal verschillende micro-klontjes, waarvan de grootte zich laat tweaken door het mengsel langer of korter te laten staan. In theorie zou je, als je dat proces echt goed in de vingers hebt, allerlei superkleine dingen en machines kunnen bouwen.
Fakers
Als studenten een psychologisch trauma moeten faken, ebt dat vervolgens nog een tijdje na. De criminologische vakliteratuur over posttraumatische stress na een misdrijf is nogal verwarrend: hoeveel maakt de daarop volgende rechtsgang precies uit? Helpt financiële compensatie, en zo ja, hoe goed?
Een van de problemen bij zulke studies is dat de onderzoekers niet altijd even goed rekening houden met simulanten: mensen die hun trauma faken of overdrijven, bijvoorbeeld om verzekeringsgeld los te krijgen.
Om dat verschijnsel beter te begrijpen, onderwierpen drie Leidse criminologen 94 studenten aan een experiment. Ze moesten zich inleven in het slachtoffer van een steekpartij, en vervolgens vragenlijsten invullen, onder meer over de ernst van hun symptomen. Een gedeelte kreeg de opdracht om dat zo eerlijk mogelijk te doen, anderen moesten juist hun symptomen overdrijven.
Vervolgens kregen ze even pauze, en daarna moesten ze nog een keer dezelfde vragen invullen, maar nu allemaal eerlijk. Dan scoren de jokkebrokken nog steeds anders dan de controlegroep. ‘Er kan gespeculeerd worden dat een gedeelte van de mensen die een beroep doet op het Schadefonds Geweldsmisdrijven niet zozeer lijdt aan post-traumatische stress, maar aan de gevolgen van het simuleren’, schrijven de onderzoekers voorzichtig.
Vitamine
Vitamine B6 is nodig voor een goede eiwitstofwisseling, en het goed functioneren van het immuunsysteem en zenuwstelsel. Daar wil je dus geen gebrek aan hebben. Als je huisarts zo’n gebrek vermoedt, stuurt die een buisje met bloed naar het lab. Daar bepalen ze het B6-gehalte, en dat kan op verschillende manieren. In theorie zouden die allebei prima moeten werken, maar in de praktijk lopen de meetresultaten behoorlijk uiteen. Tijd voor een grondig onderzoek.
Een groep onderzoekers van Nederlandse ziekenhuizen, onder wie Christa Cobbaert van het Leids Universitair Medisch Centrum, ging aan de slag en vergeleek de meetresultaten op verschillende machines. Eerst in hun eigen labs, en daarna ook bij de commerciële laboratoria waar de buisjes van artsen heengaan.
Uit de testresultaten bleek dat één bepaalde meetmethode (die van het Duitse bedrijf Chromsystems) stelselmatig hogere waardes geeft dan de andere aanpakken. Bij gebrek aan goed referentiematieraal is echter onduidelijk of dat komt doordat dit de enige juiste, of juist de enige onjuiste aanpak is. In elk geval zou je als lab je grenswaarden af moeten stemmen op je meetmethode, adviseren de onderzoekers in Clinical Chemistry and Laboratory Medicine.
Door Bart Braun