‘Indonesië heeft tegenwoordig een eigen variant op Uber: GO-JEK. Echt geniaal: via een app regel je vervoer achterop een brommertje’, vertelt masterstudent geschiedenis Marjolein van Pagee (30). ‘Mensen hebben hun banen ervoor opgezegd. Je kunt er trouwens ook eten mee bestellen, of een massage.’
Afgelopen voorjaar vertrok ze voor zeven weken naar Java, met een van de beurzen van het LUF Internationaal StudieFonds (LISF), om voor haar masterscriptie onderzoek te doen naar de Indonesische verzetsleider Sutomo (1920-1981). Deze maand won ze de LISF-prijs voor het beste verslag.
Ze sprak onder meer met Sutomo’s zoon en doorzocht een archief in Surabaya met getuigenissen van veteranen. ‘Handgeschreven stukken en foto’s: Niets was gedigitaliseerd. Medewerkers hadden niet echt door dat het bijzonder materiaal was: "Neem maar mee." Even later zat ik met een heel pakket achterop zo’n brommertje. Ik dacht nog: één stortbui en alles is weg. Bladzijde voor bladzijde heb ik alles vervolgens gefotografeerd. Nu is het veilig.’
Haar interesse in Indonesië werd gewekt na haar afstuderen in 2009 als fotograaf aan de kunstacademie in Breda. ‘Ik vond een fotoalbum van mijn opa, uit zijn tijd als militair in Indonesië. Zoals veel Nederlanders wist ik daar niets vanaf, maar als fotograaf raakte ik getriggerd door de beelden.’ Haar opa leefde al niet meer. ‘Andere veteranen uit zijn bataljon nog wel. Ik heb er tientallen gefotografeerd en gesproken. Nog net op tijd.’
In 2010 bezocht ze Indonesië voor het eerst, om ook daar veteranen te spreken. Het resulteerde in een expositie en haar foto’s werden gepubliceerd in Vrij Nederland. ‘Het was fascinerend om te zien hoe tegenstrijdig herinneringen aan één geschiedenis kunnen zijn’, vertelt ze. ‘En als er één persoon is, bij wie die botsing van perspectieven duidelijk samenkomt, is het wel Sutomo. Hij was 25 toen Japan capituleerde en de Indonesiërs naar de wapens grepen, om te voorkomen dat de Engelsen zouden landen en de weg zouden vrijmaken voor de terugkeer van het Nederlandse koloniale gezag.’
Sinds 2008 geldt hij officieel als nationale held in Indonesië. ‘Tijdens een van mijn eerdere bezoeken was het Nationale Heldendag: 10 november. Er trekt dan een grote parade door de stad, waarbij de strijders uit 1945 worden nagespeeld, evenals de Nederlanders en de Engelsen. De hoofdrol was voor het personage van Sutomo. En hoewel ik er eigenlijk was om een reportage te maken voor Radio 1, werd ik als witte Nederlandse meteen ingeschakeld om een Amerikaanse vrouw uit zijn verhaal te spelen. En zo stond ik op een podiumpje, naast Sutomo, een tekst voor te dragen over "Dutch cowards". Een andere aanwezige Nederlandse journalist schreef later dat ze het echt niet vond kunnen dat ik naast een oorlogsmisdadiger poseerde.’
Want zó staat hij in Nederland bekend. ‘Volgens wat er in Nederlandse bronnen te vinden is, zou hij daadwerkelijk bij slachtpartijen aanwezig geweest zijn en geroepen hebben dat mensen gedood moesten worden. En algemener: hij zou in zijn speeches hebben opgeroepen tot geweld tegen Nederlanders.’
In Indonesië is hij een stuk bekender, en ook niet helemáál onomstreden. ‘Sommigen noemen hem een held op sokken, juist omdat hij nooit zelf wapens vastgehad zou hebben. Via zijn eigen radiozender enthousiasmeerde hij de gewone man voor de strijd tegen de Nederlanders en de Britten. In de wijken stonden nog luidsprekers uit de Japanse tijd, waaruit hij elke avond te horen was.’
Na 1965 ontstond in Indonesië een heksenjacht op communisten. ‘Wie communist was, kon sowieso niet bekendstaan als held. Sutomo’s ideeën waren best links, en hij was altijd kritisch, maar hij heeft zich nooit écht openlijk als communist gepresenteerd. Daardoor is hij nu toch min of meer een perfecte held.’
Ook zijn overlijden spreekt tot de verbeelding. ‘Tijdens een bedevaart naar Mekka bezweek hij aan de hitte.’ Het was zijn eigen wens om begraven te worden op de gemeentelijke begraafplaats. Pal tegenover de officiële heldenbegraafplaats, zag Van Pagee met eigen ogen op Surabaya.
In haar scriptie, waaraan ze momenteel nog werkt, belicht ze de verschillende visies van Indonesië en Nederland op Sutomo. Daarnaast is ze druk met Histori Bersama, een online platform dat ze heeft opgericht, over de gezamenlijke geschiedenis van Nederland en Indonesië. ‘Een belangrijk obstakel voor transnationale geschiedschrijving is de taal. Op Histori Bersama kan iedereen die dat wil vertalingen indienen van recente artikelen, in het Nederlands, het Indonesisch en het Engels. Zo krijgen we een beter inzicht: oh, zo denken zij erover, en wij zo.’
Aan Sutomo’s zoon vroeg ze ook nog of hij wist hoe zijn vader in Nederland bekendstond. ‘"Jaja, ik weet het", zei hij. Maar toen ik hem het een en ander liet lezen, was hij totaal geschokt.
‘Wat ergens wel grappig is: hij komt vanwege het werk van zijn vrouw regelmatig in Nederland. Ik vroeg hem of hij weleens een negatieve reactie had gehad: nooit.’
Even wennen in de collegebanken
Met een master geschiedenis wilde Marjolein van Pagee zich verder verdiepen in Indonesië. Aanmelden voor een premaster verliep nog niet vanzelfsprekend. ‘Volgens verschillende universiteiten zou ik eerst een volledige bachelor moeten volgen. Uit Rotterdam kreeg ik te horen dat ik het academisch niveau onderschatte.’
In Leiden kon ze uiteindelijk in overleg een schakeljaar samenstellen. ‘Het kostte wel moeite om de juiste toon te vinden voor mijn bachelorscriptie, en ook weer bij mijn masterscriptie’, geeft ze toe. ‘En het was even wennen om weer in de collegebanken te zitten. Maar ik was meteen heel blij dat ik hiervoor gekozen had.’
Inmiddels hoeft ze alleen haar masterscriptie nog te voltooien en is het bijbehorende verslag dus alvast bekroond. Onderdeel van de LISF-prijs is dat ze binnenkort een lezing mag geven tijdens een Cleveringa-bijeenkomst in Parijs. Leidse wetenschappers houden traditioneel eind november en begin december overal ter wereld lezingen, ter nagedachtenis aan de rede die professor Cleveringa op 26 november 1940 uitsprak tegen het ontslag van joodse collega’s.