Achtergrond
Opinie: Stop deze conservatieve kruistocht
Met vertrekkend VVD-Kamerlid Pieter Duisenberg haalt universiteitskoepel VSNU een voorzitter in huis die heilig gelooft in rendementsdenken en de geesteswetenschappen afdoet als ‘pretstudies’. Dat is niet alleen slecht voor de universiteit, betoogt Bram Ieven, maar ook voor de democratie.
donderdag 7 september 2017
De zevende kruistocht tegen Jeruzalem, geschilderd door Francesco Hayez (1791–1882).

Eind augustus maakte de VSNU (de vereniging van universiteiten) bekend dat VVD-Kamerlid Pieter Duisenberg de nieuwe bestuursvoorzitter zal worden. Diezelfde week publiceerde de KNAW (Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen) haar rapport Wetenschap in Nederland: Waar een klein land groot in is en moet blijven.

Wat opvalt? De KNAW stelt onomwonden dat de wetenschappelijke kwaliteit van onze universiteiten én haar maatschappelijke impact te danken zijn aan investeringen en institutionele verworvenheden uit het verleden, die inmiddels stevig onder druk staan. Er is volgens de KNAW een ‘afname van vertrouwen’ tussen universiteit en de overheid, met een overheid die van de universiteiten eist dat ze haar ‘onderzoek afstemmen op de behoeften van bedrijfsleven en maatschappij’.

De aanstelling van Duisenberg als voorzitter van de VSNU is in dat licht onverstandig. Want waar de vorige voorzitter van de VSNU, Karl Dittrich, geheel in lijn met de aanbevelingen van de KNAW het als zijn missie zag om de autonomie van de universiteit te bestendigen en te vergroten, is Duisenberg als Kamerlid juist verantwoordelijk voor een ongeziene financiële en mentale druk op de universiteit.

Zijn track record laat weinig aan de verbeelding over. Vorig jaar reageerde Duisenberg al fel tegen psychologie en geesteswetenschappelijke opleidingen ‘waarmee studenten uiteindelijk alleen in de kaartenbak van uitkeringsinstantie UWV belanden’. Even los van het feit dat dit aantoonbaar onjuist is; met een dergelijke uitspraak werkt Duisenberg mee aan een framing van de geesteswetenschappen als een conglomeraat van maatschappelijk irrelevante ‘pretstudies’.

Hij vertegenwoordigt daarmee een door economisch rendement gedreven denken over universiteiten. Duisenberg heeft dan ook ook geen angst om over toekomstige studenten te spreken als een ‘potentiële markt’ en over onderwijs als ‘een exportproduct’.

Als Duisenberg en de VVD hun zin krijgen, dan gaat het geld dat uitgespaard wordt door het afschaffen van de basisbeurs rechtstreeks naar de technische universiteiten, want daaraan is behoefte vanuit het bedrijfsleven. Zo eindig je straks met tienduizenden ingenieurs, ondernemers en bestuurders en niemand die hun gedrag bestudeert.

Als dit het hele verhaal zou zijn, als Duisenberg als persoon het enige probleem was, dan hadden we eenvoudigweg te maken met één bestuurder en één legitimatieprobleem. Dat probleem is er aantoonbaar: de studentenraad van de UvA riep haar universiteit op om uit de VSNU te stappen als Duisenberg voorzitter wordt. Een petitie die om het aftreden van Duisenberg vraagt, was bij het ter perse gaan van deze krant al bijna 2500 keer ondertekend.

In werkelijkheid zit het probleem dieper.

Want er is ook nog de beruchte motie die Duisenberg tijdens zijn vijf maanden durende periode als Kamerlid indiende: een oproep tot onderzoek naar zelfcensuur van 2 februari 2017. De motie spreekt de angst uit dat de universitaire gemeenschap aan ‘zelfcensuur’ zou doen, en stelt voor te onderzoeken of er nog wel plek is voor het ‘vrije woord in de wetenschap’.

Het voorstel werd in april dit jaar door onze eigenste rector magnificus Carel Stolker gesteund. Onterecht volgens mij. Waarom? Niet omdat diversiteit van meningen niet gegarandeerd moet worden binnen de universitaire gemeenschap. Maar juist omdat de manier waarop Duisenberg diversiteit probeert af te dwingen, de autonomie van de universiteit op het spel zet.

Het kader waarin hij de motie presenteert, ‘zelfcensuur’ en de druk op ‘het vrije woord’, is immers die van de rechts-conservatieve aanval op politieke correctheid die in Nederland al een tijd aan de gang is. Hij ondermijnt daarmee de autonomie van de universiteit en dat is niet de manier om diversiteit van meningen te garanderen.

Het idee van zelfcensuur heeft in ons land ook een veel extremere variant gevonden in de complottheorie van het cultuurmarxisme, onder meer bij Leids hoogleraar Encyclopedie van het Recht Paul Cliteur en zijn politieke protégé Thierry Baudet. Cultuurmarxisme? Jazeker, onder het mom van politieke correctheid zou een linkse intellectuele elite erop uit zijn om een politieke agenda door te voeren die gekenmerkt wordt door haat voor het Westen.

Cultureel marxisten hebben geen rust voordat u onderworpen bent’, aldus de verontruste Cliteur in een column op The Post Online. De theorie zelf is behoorlijk bizar, maar in één ding moet je Cliteur gelijk geven: de kritische theorie die vanuit de geesteswetenschappen ontwikkeld is, heeft de afgelopen decennia inderdaad een enorme impact gehad op de maatschappij. Misschien is dat wat steekt. Onderwerping of zelfcensuur is het echter niet. Cultuurmarxisme is het al helemaal niet. Het is wat de geesteswetenschap altijd al deed, sinds Erasmus en de studia humaniora: kritische interpretatie en herinterpretatie van teksten.

De humanities verdedigen niet alleen het vrije woord, maar zorgen ook voor de kritische interpretatie van dat woord. Daarbij stellen ze zich vragen zoals: wie spreekt? Wie komt aan het woord, en vanuit welke (machts)positie? En ook: wie komt er niet aan het woord? Wie of wat is niet gehoord en hoe kan dat geluid gehoord worden? Dat is geen cultuurmarxisme maar cultuurkritiek. En ja: deze vorm van lezen en (her)interpreteren is niet altijd geruststellend, want als er iets is wat de geesteswetenschappen steeds weer doen, dan is het wel (zelf)censuur aan het licht brengen.

En terwijl zich in de samenleving een volstrekt legitiem democratisch project voltrok waarbij er steeds meer maatschappelijk bewustzijn ontstond over de ongelijkheid en de impact van het koloniale verleden in onze samenleving, zijn de geesteswetenschappen teksten en tradities anders gaan lezen. Kritischer, en niet langer in de nationalistische literaire kaders die vanuit de negentiende eeuw zijn overgedragen. Met oog voor wie wel en wie niet aan het woord kwam. Daarmee hebben de geesteswetenschappen bijgedragen aan een maatschappelijk proces dat onze democratie maakt tot wat ze vandaag is. Dat zullen ze hopelijk blijven doen.

Maar inmiddels hebben we dus ook een rechts-conservatief gedachtegoed dat gedreven door rendementsdenken enerzijds, en door een angst of haat voor de indirecte maar zeer reële impact van het kritische denken over gender en kleur anderzijds, dit intellectuele en maatschappelijke project wil kortsluiten. Daarmee voeren de conservatieven geen kruistocht tegen links denken, zoals ze zelf graag beweren, maar tegen de taak van de universiteit in een democratische samenleving.

De cocktail van rendementsdenken en reactionair verzet tegen het kritische denken zullen de autonomie van de universiteit alleen maar meer onder druk zetten, net zoals ze de democratie onder druk zetten. Dat is niet alleen het probleem van een paar postkoloniale historici en feministische cultuurwetenschappers, dat is ons probleem, als universitaire gemeenschap en als maatschappij.

Bram Ieven doceert moderne Nederlandse cultuur in de opleiding Nederlandse Taal en Cultuur en cultural studies in de opleiding International Studies van de Universiteit Leiden