Achtergrond
De man die de oorlog had gewonnen
Zeventig jaar geleden ontving Winston Churchill een eredoctoraat van de Leidse universiteit. Oog­getuigen van toen blikken terug.
Marleen van Wesel
woensdag 20 april 2016
© Academisch Historisch Museum

Op woensdag 10 mei 1946 zat Winston Churchill een poosje op straat voor Minerva. ‘Zijn grote open auto was te laat. Hij wachtte rustig op de stoep voor de sociëteit met hoed, sigaar en stok’, herinnert Job Drijber (1924) zich, destijds student Indologie en Indisch recht. ‘Hij heeft een tijdje op de stoep gezeten’, weet ook Harry van Scherpenberg (1925) nog, ‘met een naar hem gebukte Molly Geertsema.’ Die werd later minister van Binnenlandse Zaken en vicepremier, maar was toen de preses van het corps.

De Britse oorlogspremier (1874-1965) had eerder die dag een eredoctoraat ontvangen van de Universiteit Leiden. Mare haalt zeventig jaar later herinneringen op met studenten van toen, aan de plechtigheid in de Pieterskerk en het bezoek dat Churchill achteraf bracht aan Minerva. ‘Churchill in de kerk? Daar herinner ik mij absoluut niks meer van. Voor mij was het belangrijkste dat hij op de sociëteit kwam. Het was toch de man die voor ons de oorlog gewonnen had’, zegt Jan Joost van Enter (1924), destijds rechtenstudent.

Hiltje ten Kate-Cleveringa (1930) maakte juist de plechtigheid in de kerk van dichtbij mee. ‘Ik had de eer om een handboeket aan Lady Churchill te overhandigen. Later ging ik rechten studeren, maar toen was ik nog een scholier van vijftien. Als dochter van professor Cleveringa ben ik bij de hele plechtigheid geweest.’

De naam van professor Cleveringa klinkt tegenwoordig vooral nog rond 26 november. Op die dag hield hij in 1940, net als de professoren Van Holk en Barge, een protestrede tegen het ontslag van de Joodse collega’s. Cleveringa werd opgepakt, wat een studentenstaking ontketende, waarop de Duitsers de universiteit sloten. In 1945 keerde hij terug als hoogleraar rechtsgeleerdheid. ‘En in 1946 was vader de promotor van Churchill’, vertelt Ten Kate. ‘Hij moest een rede schrijven, een hele klus, waar thuis veel over werd gesproken. Het bracht ook alle oorlogservaringen weer boven.’

Op de dag zelf droegen alle vrouwen een hoedje. ‘Behalve ik, ik was nog te klein. Op het pleintje bij het Academiegebouw trad Pro Patria aan. Ik stond er met mijn neus bovenop’, vertelt Ten Kate. Jos Kapteyn (1928) maakte deel uit van die erewacht van de studentenweerbaarheid. ‘We oefenden fiks onder leiding van een sergeant van het toenmalige Leidse garnizoen en stonden onder commando van d’Aulnis de Bourouill’, een bekende Engelandvaarder, overleden in 2012. ‘Wij stonden, nadat Churchill in het zweetkamertje zijn handtekening op de muur had gezet, opgesteld op het binnenplaatsje’, vertelt Kapteyn. ‘Ik zie nog zijn wat waterige lichtblauwe ogen, waarmee hij ons stuk voor stuk indringend aankeek.’

Rond dat tijdstip arriveerde geneeskundestudent Jon van Rood (1926) in Leiden. ‘Bepakt en bezakt kwam ik terug uit Engeland. In de oorlog was ik een paar keer opgepakt. Ik zat een week in Vught en ben ontsnapt. Voor het verzet bracht ik krantjes rond. Dat was genoeg om me na de bevrijding voor drie maanden naar Ashton Hayes te sturen, aan de westkant van Engeland.’ Daar was een landhuis waar Nederlandse studenten die veel hadden meegemaakt, weer op krachten konden komen.

Maar daar kwam hij niet rechtstreeks vandaan. ‘Al na een maand besloot ik door Engeland te trekken. Eenmaal terug in Leiden waren mijn vrienden nergens te bekennen. Ik wist van niets, maar iedereen bleek in de Pieterskerk te zitten. Ik had wat tweedehands kleren mee, en ook mijn eerste echte hoed, die ik net gekocht had. Nog afgewerkt met zo’n randje: daar stak ik een kaartje tussen met "PRESS" erop geschreven. Zo kwam ik gemakkelijk de Pieterskerk binnen. Het was stampvol. Alle belangrijke mensen zaten natuurlijk vooraan, en ik ook, in een hoekje op de grond.’

Vooraan zaten ook de dochters en de vrouw van professor Cleveringa. Ten Kate: ‘Vader stond op het katheder, hield zijn laudatio en kwam toen naar beneden om met een Latijnse spreuk de jonge doctor honoris causa met de kappa te omhangen. Het was een lange spreuk, die hij uit zijn hoofd deed. Vader had er dan ook flink op geoefend. Moeder zei weleens dat ze de laatste veertien dagen voor de uitreiking telkens wakker werd, terwijl hij naast haar in bed lag te prevelen.’

Na afloop liep het cortège weer terug naar het Academiegebouw, voor een receptie. Ten Kate: ‘En wij erachteraan. Intussen was er allerlei publiek toegestroomd op straat, dat Churchill toewuifde.’ Van Rood: ‘Het was haast de bevrijding opnieuw.’

’s Avonds gingen de ouders van Ten Kate naar verschillende diners in Den Haag. ‘Dat was een typisch tijdsverschijnsel. Mijn vader was naar het herendiner, met de Engelse ambassadeur. Moeder was naar zijn echtgenote, die de dames ontving. En ik zat denk ik thuis huiswerk te maken.’

Maar eerst ging Churchill nog even naar Minerva. Ten Kate: ‘Met de mannen uit het gezelschap. Mijn vader kreeg daar van Churchill een dikke sigaar uitgereikt. Moeder was intussen in het gezelschap van Lady Churchill, hun dochter Mary en ook prinses Juliana.’ En Prins Bernhard, weet Drijber: ‘Die was met de dames mee naar de VVSL!’ Drijber stond wel in de grote zaal van Minerva. ‘Nogal vooraan’, vertelt hij. ‘Molly Geertsema hield een welkomstwoord. Daarna hield Churchill staande op de leestafel een spontane rede van een minuut of tien.’

I feel tremendous forces in this room’, zou hij gezegd hebben. Volgens Van Rood waren het ‘enormous forces’ en volgens Drijber was het ‘in this hall’. Volgens Jan Hein Koeleman (1927), destijds rechtenstudent, sprak Churchill daarmee over de toekomst van de jeugd. Van Rood herinnert zich iets anders: ‘Het sloeg op een van onze grootste leden. Hij was een jaar ouder dan ik. Minstens twee meter lang en behoorlijk zwaar.’

Dat het indrukwekkend was, daarover zijn alle aanwezigen het eens. ‘Op de leestafel stond een charismatische, krachtige man, voor een zinderende zaal. We wisten allemaal dat dit een dag was die je je leven niet zou vergeten’, zegt Drijber. Van Rood: ‘We waren toch wel onder de indruk. Daar stond de vent die de oorlog gewonnen had.’ Van Enter: ‘Het was een toneelspeler. Zo’n menigte vond hij kennelijk prachtig om te bespelen.’ Voor mij was het een grote eer er als eerstejaars bij te zijn’, zegt Koeleman.

‘Het was afgeladen’, weet Rood nog. ‘Ik was eerstejaars. Het was al mooi dat ik binnenkwam.’ Kapteyn hoorde hij alleen het gejuich: ‘Ik bracht het als laatkomer in het gedrang niet verder dan de gang.’

Er was trouwens nóg iets dat iedereen wel is bijgebleven. ‘Hij zat aan de haard met een sigaar’, schoot Scherpenberg als eerste te binnen. ‘Ja, hij had voortdurend een sigaar in zijn mond’, zegt Van Enter. Koeleman herinnert zich nog een handeltje van Gabriël, de bediende van de sociëteit. ‘Bij hem kon je achteraf peuken kopen van de Havana’s van de Grote Man, voor een – toen nog echte – rijksdaalder per stuk.’ En ook Koeleman zag het bezoek zo eindigen: ‘Hij zette zich op de stoep van Minerva en stak een zoveelste Havana op.’

Hoe krijg je een eredoctoraat? En wie bepaalt dat? Lees ook: Nelson Mandela wel, Kanye West niet