Achtergrond
De Brusselmanscultus
De mooie jonge oppergod van de Vlaamse Letteren, zoals Herman Brusselmans zich vroeger noemde, wordt volgend jaar zestig. De Leidse letterkundige Rick Honings werkt alvast aan een boek over de veelschrijver.
Marleen van Wesel
donderdag 17 maart 2016
© Stephan Vanfleteren

Ik liep over straat. Samen met mij geen enkel konijn.’ Zo begint De kus in de nacht (2002), van Herman Brusselmans.

‘Dat konijn blijft gedurende het hele boek opduiken: een leidmotief zonder betekenis. Brusselmans schrijft ook detectives waarin de clou niet terzake doet. Hij scheldt in zijn werk andere schrijvers uit, waarbij vooral Arnon Grunberg het moet ontgelden. Door middel van literaire middelen, plaatst hij zichzelf buiten de literatuur. Die humor is volgens hem de reden dat hij nog geen grote prijs gewonnen heeft’, vertelt Rick Honings, universitair docent Nederlandse letterkunde. ‘Brusselmans verdient echt een prijs.’ Ook studies ontbreken vooralsnog, maar daar gaat Honings verandering in brengen. In aanloop naar Brusselmans’ zestigste verjaardag, op 9 oktober 2017, werkt hij aan een boek over het leven, het werk én het imago van de Vlaamse veelschrijver.

Meestal richt Honings zich op schrijvers uit de negentiende eeuw. Volgende maand verschijnt zijn boek De dichter als idool. Literaire roem in de negentiende eeuw. Eerder won hij samen met Peter van Zonneveld de Biografieprijs 2014 voor de biografie De gefnuikte arend, overde dichter Willem Bilderdijk.

‘Eigenlijk is Brusselmans net zo’n fenomeen en celebrity als die negentiende-eeuwse dichters. Wel in een heel ander literair landschap, waarin de media een veel grotere rol spelen. Toen ik daarover tegen mijn uitgever begon, besloot hij me direct in contact te brengen met Brusselmans. Ik ben naar Gent gegaan om kennis te maken. Hij vond het ook een goed idee, een boek over hem.’

Systematisch is hij Brusselmans’ oeuvre, dat in 1982 begon met de verhalenbundel Het zinneloze zeilen, aan het herlezen. ‘Ik ben nu bij de jaren negentig. In de jaren tachtig schreef hij veel semi-autobiografisch werk. Later voegde hij daar echte fictie aan toe. De laatste jaren wisselt hij het af. Hij speelt met zijn imago. Met een rare mix, van romantische lijdende schrijver tot oude rocker, creëert hij een persoonlijkheidscultus. Zijn liefdesleven is ook zoiets. Het is haast voyeuristisch hoe dat in zijn boeken naar voren komt, en zijn scheiding vervolgens in de bladen belandt. Dat zou bij een relatiecrisis van A.F.Th. van der Heijden echt niet gebeuren. Hij geeft de suggestie van intimiteit, om dat tegelijkertijd te parodiëren en te ridiculiseren. Vroeger schreef hij dichter op de huid. Nu is het spel-element groter.

‘In talkshows mag hij komen opdraven als "de grootste beffer van Vlaanderen", maar hij is interessanter dan dat. Een groot schrijver, zij het niet zo groot als de allergrootsten. Je ziet bovendien een kentering. Onlangs gaf hij een lang interview in Kunststof Radio, over zijn drijfveren, zonder grappen en grollen.’

Honings vreest dan ook niet dat het spel verdergaat in zijn studie. ‘Hij zal niet alle intieme dingen vertellen, maar wel meer dan we nu weten. Zonder camera’s is hij volstrekt normaal, niet de clown uit de media. Hij rookt en praat, vooral over zijn poëtica en drijfveren. Hij leest ongelofelijk veel. Zijn hele leven staat in het teken van zijn auteurschap. Hij zit alleen maar te schrijven, duizenden woorden. Acht columns per week en ook twee of drie boeken per jaar. Daar wil hij iets mee. Hij brengt jongeren aan het lezen.’

Honings laat een folder zien van de uitgever, met Brusselmans’ roman De fouten, te verschijnen in september 2016. ‘Over een neerlandicus die langskomt in Gent om een boek over hem te schrijven.’

Volgend weekend gaat hij weer naar Gent. ‘Dan gaan we het hebben over zijn ouders en zijn jeugd op het platteland. Volgens mij kijkt hij met gemengde gevoelens terug, was hij een gevoelige jongen die opgroeide in een harde wereld van zuipen en veehandel. Zijn overleden moeder is in zijn werk zijn muze, die hem snapt en begrijpt. De passages over haar zijn heel goed, aanvankelijk serieus, maar ook die worden in het ridicule getrokken. Eigenlijk weten we niks over haar en haar eigen tragiek. Zijn vader, die wat minder voorkomt, slaat en scheldt alleen maar.’

Majoor van het menselijk leed luidt Honings’ werktitel. ‘Zo noemt Brusselmans zichzelf. Heel tragisch schrijft hij in Watervrees tijdens een verdrinking (2012): "Ik zag mezelf weer in m’n rol van de Majoor van het Menselijk Leed, die naar gindse streken trekt en daar iedereen redt die redding nodig heeft."’

Over zijn favoriete Brusselmans moet Honings even nadenken. Uiteindelijk pakt hij een boek uit de stapel op zijn bureau. ‘Het oude nieuws van deze tijden (1994), dat is een mooi, klein verhaal, over een man en zijn hond. Vergeef mij de liefde (2000) is trouwens ook goed. Dat is een autobiografische roman die enorm de spot drijft met het genre, met een vreemd fotokatern achterin waarnaar hij voortdurend verwijst.’ Na honderd pagina’s gaat de roman verder op pagina 505: ‘We slaan nu, bij wijze van grensverleggende, literaire ingreep met inbegrip van een goed uitgekiende tijdmanipulatie, een kutpagina of vierhonderd over.' Honings: ‘In dat boek zit het allemaal. De Brusselmansiaanse humor, het experiment en de tragiek.’

Brusselmans’ schrijverschap is uniek, volgens Honings. ‘Hij is beïnvloed door Gerard Reve, J.D. Salinger, Brett Easton Ellis en Charles Bukowski. Die laatste schrijft heel rauw. Brusselmans heeft daar een humoristische, lichte toets aan toegevoegd. Uitgevers worden overspoeld met manuscripten van jonge schrijvers die hem imiteren. Die worden consequent afgewezen. Er is immers al een Brusselmans. Je weet dat hij Het einde van mensen in 1967 (1999) onder een andere naam heeft ingezonden en toen ook is afgewezen? Van de jonge auteurs komt het werk van James Worthy nog het meest in de buurt, maar het verschil is dat Brusselmans écht goed kan schrijven. Hij is een vakman.’