Achtergrond
H
Roberta D’Alessandro beklaagde zich op Facebook over de braindrain in haar moederland Italië, waar haar hartekreet alle kranten en journaals haalde. ‘Het werd net zo serieus genomen als een wetenschappelijk artikel in Nature.'
Marleen van Wesel
woensdag 17 februari 2016

In de werkkamer van Roberta D’Alessandro, aan de Witte Singel, staat een cameraploeg van het Italiaanse televisieprogramma Piazzapulita. ‘Er is niemand in Italië die de laatste dagen niet van Leiden heeft gehoord’, zegt de hoogleraar Italiaans. ‘La Republica, alle andere grote kranten, de journaals… Ze wilden me allemaal spreken, maar ik ga echt niet naar Italië. Ik moet morgenochtend om negen uur college geven. Dus komen ze hierheen.’

De aanleiding: een Facebookpost van D’Alessandro, zaterdagochtend. ‘Bedoeld voor vrienden, maar het werd net zo serieus genomen als een wetenschappelijk artikel in Nature.’ De inhoud: een aanklacht tegen de Italiaanse minister van Onderwijs en Wetenschap, Stefania Giannini. ‘Ministra, schep niet zo op over mijn prestaties’, schreef D’Alessandro. ‘In een echte open brief zou ik haar nooit brutaal met “Ministra” hebben aangesproken.’

The European Research Council (ERC) maakte vrijdag een lijst bekend van 302 toponderzoekers die een zogenaamde ERC-Consolidator-beurs toegekend kregen. D’Alessandro was een van hen, net als 29 andere Italiaanse onderzoekers. D’Alessandro: ‘De minister sprak over mooie Italiaanse resultaten, maar mijn onderzoek is helemaal niet van Italië. Het is Nederlands. Van die dertig beurzen voor Italianen waren er maar dertien voor onderzoekers die níet in het buitenland verblijven.’

Meer dan 35.000 keer werd haar Facebookpost inmiddels geliket, meer dan 15.000 keer gedeeld. ‘Ik heb 3500 berichten ontvangen van Italiaanse onderzoekers, tot in Singapore en Melbourne, die zeggen: brava! Eindelijk iemand die dit zegt. Collega’s ín Italië reageerden aanvankelijk wat koeler, alsof ik insinueerde dat alle goede onderzoekers vertrokken waren. Natuurlijk niet. Zo dom kan ik niet zijn, ik heb immers een ERC-beurs. Maar ik kón in Italië niet terecht en toen ben ik weggegaan en uiteindelijk in Nederland gebleven.’

Gianni heeft inmiddels gereageerd. ‘Ze sprak van een nutteloze polemiek, tot ergernis van velen. Ik denk dat minister Bussemaker eerlijker zou reageren: dat de Nederlandse resultaten goed zijn, maar dat het wel een probleem is dat veel onderzoekers de grens overtrekken.’

In werkelijkheid geldt voor Nederland eerder het omgekeerde: 20 onderzoekers met een ERC-beurs zijn Nederlands, maar ín Nederland zijn 26 beurzen goedgekeurd.

‘Drie keer raden hoe dat komt’, zegt D’Alessandro. ‘Nederland heeft een betere infrastructuur, een werkend democratisch systeem en een internationaal imago dat daarmee strookt.’ Ze is lid van de Jonge Akademie, een platform van jonge topwetenschappers. ‘Minister Bussemaker luistert heus niet altijd, maar we hoeven niet bang te zijn om iets te zeggen en we hoeven niet te pleasen. We kunnen gewoon eerlijk zijn.’

Nog vier Leidse wetenschappers haalden de ERC-beurs binnen: Eveline Crone, Petra Sijpesteijn, Caroline Waerzeggers en Erik Bähre. In totaal is er 585 miljoen euro beschikbaar voor 302 topwetenschappers. Daarmee kunnen ook meer dan 2100 andere onderzoekers aan het werk. In D’Alessandro’s geval: nog een postdoc, drie promovendi en een IT-expert.

‘De komende vijf jaar gaan we Italiaanse talen onderzoeken, die niet Italiaans zijn.’ Ze wijst op een kaart van Italië, opgedeeld in regio’s in alle kleuren. ‘Ongeveer zoveel talen worden er gesproken. Om onderling te communiceren, spreekt iedereen ook Italiaans. Deze talen worden dialecten genoemd, maar eigenlijk zijn het zustertalen van het Italiaans, zoals het Fries dat van het Nederlands is. Mijn project draait om de vraag: wat gebeurt er in de hoofden van mensen, wanneer deze talen in contact komen met andere talen? Leenwoorden zijn een bekend fenomeen, maar ik onderzoek de syntactische structuren. Interessant zijn de kleine verschillen, tussen talen die dicht bij elkaar liggen, zoals het Napolitaans en het Spaans. Na de Tweede Wereldoorlog emigreerden veel Napolitanen, bijvoorbeeld naar Argentinië. Het is interessant daar te onderzoeken wat ze van het Spaans overnamen, en wat juist niet.’