“Wat een ontzetting! Geen fundamenten, geen onveranderlijke betekenissen, geen voorstellingen of ideeën in je hoofd, geen laatste doelen, geen idealen, geen ethiek, geen waarheid, geen metafysica en... geen God!” (Student over zijn eerste collegereeks Wijsgerige antropologie bij Oudemans)
Het is koud en het regent. De bomen druipen en de natte straten voor station Amsterdam-Zuid weerspiegelen de skyline van de zuidas. Aangekomen bij zijn pied-à-terre in Buitenveldert snel ik naar binnen. ‘Gadverdamme, heb jij je baard laten staan!? Kom je naar boven, knul?’
Ruim een kwart eeuw doceerde Wouter Oudemans wijsbegeerte in Leiden. Ik ken hem de laatste zeven jaar als student en later als zijn student-assistent. Hij laat zich niet eenvoudig samenvatten. Hij filosofeert met de hamer: ontmaskert filosofische waanbeelden en laat daarbij weinig overeind.
Wijsbegeerte was een zelfstandige faculteit, maar is de laatste jaren opgegaan in een groot geesteswetenschappelijk conglomeraat. Een goede zet?
‘Wijsbegeerte klampt zich als een drenkeling op zee wanhopig vast aan een wrakstuk dat zelf zinkende is. Zodra je jezelf aan een geesteswetenschap gaat onderwerpen, wat die idiote filosofen gedaan hebben, is de filosofie ten einde. Dat is suïcidaal. Ten eerste zijn zij daarmee wetenschapsbeoefenaars geworden, en filosofie kan nooit of nimmer een wetenschap zijn zonder lachwekkend te worden. Ten tweede is men zo stompzinnig geweest zich te onderwerpen aan een geesteswetenschap – in het tijdperk van de overheersing van de natuur- en levenswetenschappen en de daaruit voortvloeiende informatisering!’
‘Neem bijvoorbeeld de archeologie. Die laat een prachtige ontwikkeling zien. Vroeger heette dat nog oudheidkunde. Tegenwoordig is zij steeds minder geesteswetenschappelijk. In Leiden is de faculteit zelfs bijna bij de geesteswetenschappen ingedeeld. Terecht heeft zij zich daar met hand en tand tegen verzet. Archeologie is verwant met de natuur- en levenswetenschappen. Dat zijn nou echte wetenschappen: die leiden tot beheer, beheersing, technologie. Dáár zou de filosofie zich moeten bevinden: op het breukvlak van wetenschap, technologie en dagelijks leven.’
Bevindt uw nieuwe boek Plantaardig zich op dit breukvlak?
‘Ja, dat gaat in de basis om de denkdwang en de vanzelfsprekendheden in mijn verhouding tot de natuur. Eeuwenlang is als vanzelfsprekend aangenomen dat planten een saai, passief, onbeweeglijk bestaan leiden. Het echte menszijn was daarmee het tegenovergestelde van plantaardig; waarnemend, beweeglijk en cognitief. Alleen als het met jou als mens misloopt, ga je plantaardige termen gebruiken: als je in een coma ligt, leef je bijvoorbeeld als kasplant. Pas in het botanische werk van Charles Darwin begint het vanzelfsprekende onderscheid tussen plant en mens langzaam te verdwijnen. In het licht van de moderne plantkunde is er niet aan te ontkomen dat jij plantaardiger bent dan je denkt en dat planten meer quasihumane eigenschappen hebben dan je je kunt voorstellen.’
Maar een plantkundige zou toch zeggen dat miljoenen jaren terug de evolutionaire paden van mens en plant zijn gescheiden? Waarom heeft de mens dan toch meer gemeen met planten dan we denken?
‘Je bent natuurlijk geen plant! Maar jouw identiteit is wel in hoge mate door planten bepaald. Niet alleen je uiterlijke voorkomen, maar ook de wereld waarin jij verkeert is door planten gegenereerd. Eén van de belangrijkste plantaardige invloeden op de mens is de landbouwrevolutie (circa 10.000 jaar geleden). De mens heeft het graan gedomesticeerd, maar het graan heeft op zijn beurt ook de mens gedomesticeerd. Bijvoorbeeld door de mens te dwingen net zo plantaardig te worden als het graan zelf door op één plaats te blijven wonen.’
Draait u daarmee niet de rollen om? Wij beheersen niet, maar wij worden beheerst door planten?
‘Nou, het prachtige aan onze verhouding tot de plantenwereld is dat je ziet dat onze behoefte aan beheersing op grenzen stuit. Je kunt bijvoorbeeld proberen om de voedselvoorziening voor de mensheid te reguleren tot je groen ziet. Maar tegelijkertijd gebeuren er continu onverwachte dingen.
‘Toen de aardappel werd geïntroduceerd in Ierland in de zeventiende eeuw, werden de Ieren daar ontzettend blij van. De aardappel groeit op vrijwel elke grondsoort en heeft een hoge voedingswaarde. Maar dan slaat plots de aardappelziekte (Phytophtora infestans) toe en wordt de bevolking geteisterd door hongersnood. Hieraan zie je hoe de Ieren eigenlijk parasitair leven op de aardappel. En denk maar niet dat dit nu voorbij is! Er is nu bijvoorbeeld in China een verschuiving bezig van plantaardig naar dierlijk voedsel. Als een heel nieuwe bevolkingsgroep en masse varkens- en rundvlees gaat eten, zijn de gevolgen daarvan onvoorstelbaar.’
Want als vleeseter ben je afhankelijk van grote grazers - en dus indirect van de plantenwereld?
‘Juist! Terwijl die Chinees rustig zijn karbonade opeet, is er intussen een enorme wijziging gaande in de plantenwereld, namelijk de cultivering van de laatste ongecultiveerde stukken aarde.’
“De wijsbegeerte heeft in de wetenschappelijk gestuurde wereld geen eigen betekenis. Ze teert als een blindedarm op de gemobiliseerde universiteit. Die tolereert het wormstekig aanhangsel als cultuurpolitieke legitimatie.” (Oudemans in zijn boek Echte filosofie)
Volgens u heeft filosofie geen plaats meer binnen het huidige universitaire klimaat. Toch heeft u het lang volgehouden.
‘Hoewel de universitaire wereld altijd al een financieel-economische machinerie is geweest, was er een tijd lang een soort Narrenfreiheit; men tolereerde wat vreemdere types. Ook aan de Universiteit Leiden en bij de daartoe behorende Faculteit Wijsbegeerte vond je dit soort figuren. De belangrijkste was naar mijn mening Bertus de Rijk (van 1969 tot 1988 hoogleraar Wijsbegeerte aan de Universiteit Leiden, †). De Rijk accepteerde dat mensen die totaal anders waren dan hijzelf ook een plaats verdienden op de rand van de universiteit. Zo heeft hij mij gevraagd om naar Leiden te komen.
‘Maar geleidelijk aan is mijn randpositie met de invoering van onderzoeksprogramma’s, Engels als lingua franca, internationale samenwerkingsverbanden en de publicatiedwang langzamerhand verdwenen. Als de mogelijkheid er niet meer is om dat hele kleine afstandje te bewaren binnen de universiteit ten opzichte van de universiteit, is het wak wat mij betreft gesloten.’
Wat bedoelt u precies met afstand?
‘Als filosoof kun je nadenken over de woorden waarbinnen de universiteit zichzelf begrijpt. Dan merk je dat de betekenis van deze woorden soms is verouderd. Een schril voorbeeld daarvan is de bewieroking van de protestlezing van Cleveringa. Er wordt volop gesproken over de waarde van het vrije woord, om met de mantel der liefde te bedekken dat de universiteit zich daar ondertussen ver van heeft verwijderd. Met het onderscheid tussen vrijheid en onvrijheid dat Cleveringa bewoog, heeft zij niets meer te schaften. Die woorden hebben hun zeggingskracht verloren.
De Duitse filosoof Immanuel Kant kon nog pleiten voor een vrijheid van politieke inmenging aan de universiteit. Tegenwoordig is een dergelijk pleidooi krankzinnig. Het is significant dat de universiteit niet wil dat er bij haar aard wordt nagedacht en inmiddels een mechanische Juggernaut is geworden met bijbehorende propagandakanalen, zoals het universiteitsblad Mare.’
De Titanic zonk – en toch bent u zoveel jaar gebleven?
‘Het orkest bleef toch spelen!?’
“Ik heb nooit betreurd dat ik als decaan Wouter uit Amsterdam heb binnengehaald. Ik heb altijd de pest gehad aan filosofiehistorici als feitenboeren. Ook vastgeroest in je eigen kamp, moet je kwaliteit van het andere kamp binnenhalen.”
(De Rijks laatste reactie op Oudemans)
Th. C. W. Oudemans
Wouter Oudemans heeft tientallen artikelen en boeken op zijn naam waaronder: Tragic Ambiguity: Anthropology - Philosophy and Sophocles’ Antigone (Met A. Lardinois, 1987), Echte filosofie (2007) en In Natura (2012).
In zijn colleges en teksten speelt het denken van de Duitse filosoof Martin Heidegger een hoofdrol. Verder houdt hij zich bezig met filosofen als Plato, Aristoteles, Descartes, Leibniz, Rousseau en Wittgenstein maar ook met darwinisten zoals Dawkins en Dennett.
In mei opent hij zijn arboretum Tenaxx in het Groningse plaatsje Wedde. In deze bomentuin heeft hij een unieke verzameling van zogenaamde treurvarianten van bomen bijeengebracht op geografische grondslag.