Achtergrond
Geef me een K, en een A, en een M...
Vrouwenvoetbal is de snelst groeiende sport ter wereld. In Nederland is het aantal speelsters in de laatste vijf jaar verdubbeld. Mare bezocht de kampioenswedstrijd van de Leidse studenten van Football Factory Dames 1. ‘Het kan best gemeen zijn. Soms staan de nagels in je arm. Dat zie je niet zo snel bij de mannen.’’ ‘We mogen met 19-0 verliezen’, zegt Bertine van Duin die keept in het eerste dameselftal van studentensportvereniging Football Factory. ‘Dan nog worden we vandaag kampioen in de vijfde klasse’, aldus de studente orthopedagogiek. ‘De druk is dus niet heel erg groot.’
Vincent Bongers
donderdag 17 april 2014
© Taco van der Eb

Het elftal, een mix van studentes en afgestudeerden van de Leidse universiteit en hogeschool, speelt zondagmiddag tegen de rivalen uit Stompwijk. Drie kwartier voor de wedstrijd zit het team te relaxen in de zon voor de kantine van het Universitair Sportcentrum. Van enige wedstrijdspanning lijkt geen sprake.

Dan arriveren de Stompwijkers. ‘Ach wat leuk, ze hebben allemaal dezelfde tassen’, zegt Malika Koet. ‘Het lijkt het Nederlands elftal wel.’ De dames zijn het eens over de nummer twee van de competitie. ‘Ze gaan proberen ons feestje te verpesten. Het zijn echt heel kattige meiden.’ Want het gaat er heus niet altijd zacht aan toe, weet middenveldster en studente orthopedagogiek Marjolein Wille. ‘Vorige week was het superagressief. Ik ben een paar keer keihard gepakt. Voetbal moet voetbal zijn, het gaat niet om trekken en duwen.’

Koet: ‘Meestal gaat het er anders aan toe. Als er iemand op de grond ligt, stoppen we altijd meteen, terwijl de scheids niet eens fluit. “Sorry, sorry”, hoor je dan gelijk. Er zijn zelfs excuses bij verkeerd ingooien. Dat is vrouwenvoetbal: dat iedereen zich steeds verontschuldigt. We zeggen nooit: “Kun je die bal niet effe gewoon aanspelen of zo.” We zoeken altijd de fout bij onszelf.’

Co-aanvoerster Annick Wouters: ‘Vrouwenvoetbal kan ook best gemeen zijn. Er wordt wel eens expres op de voet gestaan. En het komt soms dat de nagels in je arm staan. Zoiets zie je niet zo snel bij de mannen.’

Terwijl het team zich gaat omkleden, vertelt trainer Roel Gielkens dat hij verwacht dat er in de ‘rust al een biertje open kan worden getrokken’.

Coach, tactisch meesterbrein en stille kracht Mohammed ‘Mo’ Naciri zet zijn zonnebril op en posteert zich naast de dug-out.

‘Het is geen Feyenoord of Ajax, maar toch is het leuk’, zegt Henriette Bliznicki (60) die vanuit Oosterhout naar Leiden is gekomen. Ze is hier met haar zoon Thomas, de vriend van middenveldster Miranda Wijsman, om het elftal aan te moedigen. Thomas heeft een mascotte meegebracht, de Franse bulldog pup Lilly. Die wordt onmiddellijk in de harten van de dames gesloten.

De gedachten van de Football Factory vrouwen zijn er niet helemaal bij als het fluitsignaal klinkt. De Stompwijkse dames maken gebruik van een onachtzaamheid in de defensie en prikken de 0-1 binnen. Gielkens veert even op, maar geeft geen commentaar. Naciri staart ogenschijnlijk onaangedaan voor zich uit.

Football Factory voert onmiddellijk de druk op en forceert een vrije trap. De bal ligt niet echt op een gunstige plek, vrij ver van het doel en bovendien is de hoek lastig.

Toch weet Riejette de Roo, die bij de marechaussee werkt, de bal loeihard in het doel te rammen. En een paar minuten later verschalkt ze de keeper met een boogbal. Maar Stompwijk veert nog één keer op en tikt vlak voor rust de 2-2 binnen.

‘Dames effe stil’, roept Gielkens even later in de kleedkamer. ‘Even luisteren, dan denkt Mare tenminste dat ik enig gezag heb.’ Zijn tactische aanwijzingen: ‘Jullie moeten aan de bak. Op het middenveld komen jullie best goed door, maar het mag allemaal wel een tandje sneller. Ze kletsen er aardig in. En gebruik de zijkanten.’

De dames beloven plechtig dat ze de tweede helft ‘gaan knallen’. Er worden fluorescerende haarbanden uitgedeeld ‘voor de teambuilding’. Van Duin excuseert zich: ‘Ik zal voortaan geen ballen meer missen.’ ‘Ach, ik heb ook geblunderd’, klinkt het uit verschillende hoeken van de kleedkamer. ‘En ik ook.’

‘In het begin was het standje eeeeehhhwwww’, zegt Anne van der Velde op weg naar het veld. ‘Nu zijn we wel wakker. Ze moeten er nog wel een stuk of negentien maken, maar het gaat ook om de eer. Je wilt een kampioenschapswedstrijd niet eindigen met een gelijkspel of verlies.’

Van Duin: ‘Ik denk toch dat het de zenuwen waren. Ze staan niet voor niets tweede. Maar we moeten ons niet gek laten maken. Wij zijn beter: als we gaan tikken, winnen we.’

Dat blijkt al snel. De Football Factory draait op volle toeren en loopt in een kwartier uit naar 5-2. De Stompwijkers beginnen gemener te spelen.

‘Ik ben best gebutst’, zal Wouters een paar dagen later zeggen. ‘Mijn voet is blauw. Toen ik er een van Stompwijk gepasseerd was en haar ploeggenoot de bal wilde wegtrappen, maakte het haar niet uit dat mijn voet er nog tussen zat. Het hoort erbij. Het vrouwtje waar ik in de eerste helft op stond, speelde ook best hard.’

Football Factory zal de wedstrijd makkelijk uitspelen. Gielkens kan het zich permitteren om Wouters en co-aanvoerster Sanne de Boer te wisselen zodat zij vast de attributen voor het kampioensfeestje uit de kantine kunnen halen.

Als het laatste fluitsignaal klinkt sprinten ze gewapend met flessen weer het veld op en spuiten hun teamgenoten geheel onder. ‘Het is geen dure champagne, maar ranzige appelcider’, verduidelijkt Wouters, terwijl inmiddels ook het bier door de lucht vliegt.

De Boer toont de trofee: ‘Kijk eens’, wijst ze naar het figuurtje op de beker. ‘Dat is dus wel een dame, hè.’

Zodra ze medailles gaat uitdelen, begint het team met scanderen: ‘Geef me een K, geef me een A, geef me een M…’

De vierde letter komt er nog even niet omdat er wordt besloten eerst maar eens ‘goed te gaan zuipen’.

Zie ook: Football Factory Dames 2: 'We worden vast afgeslacht' (2012)

'Stop met die stereotiepe beelden'

Filosofe Martine Prange ontving een NWO-subsidie om een grootschalig interdisciplinair onderzoek te doen naar vrouwenvoetbal. Zelf speelde ze als professional in Turkije en België.

‘Volgens mijn vader voetbalde ik zodra ik kon lopen. Ik ben altijd gek op het spel geweest. RKAVIC in Amsterdam, waar mijn vader vroeger speelde, wilde geen meisjeselftal. Ik wilde daar een team oprichten en had zelf al een coach gevonden en teamgenoten, maar de club ging niet akkoord. Toen ben ik maar gaan hockeyen, al voetbalde ik natuurlijk nog steeds op straat en langs het veld waar mijn vader speelde. Hij was journalist en oud-collega van Frits Barend bij Het Parool. Barend wees hem er op dat er bij Amsterdamse voetbalclub Buitenveldert wel een meisjeselftal was. Toen ben ik daar gaan spelen.Vrouwenvoetbal is de snelst groeiende sport ter wereld. Ook in Nederland is het aantal vrouwelijke leden van de KNVB de afgelopen 5 jaar verdubbeld.

‘Twintig jaar geleden begon de eerste officiële vrouwenvoetbalcompetitie in Turkije. Daar ben ik toen gaan spelen bij een club in Istanbul. Toen ik er voetbalde, financierden grote bedrijven het vrouwenvoetbal. Zo konden ze laten zien dat ze modern waren. Ik kreeg er dus ook betaald, net als in België, waar ik ook heb gespeeld.’

‘In Nederland is de opzet heel anders. Clubs met mannenteams besloten op een goed moment ook vrouwenteams te beginnen. Hierdoor bleven deze toch vaak het stiefkindje van zo’n club. Inmiddels is die cultuur wel aan het veranderen, omdat het bij elke club nu normaal is om vrouwenteams te hebben. Zelfs AFC, vanwege haar chique imago de hockeyclub onder de voetbalclubs, is nu overstag en stelt de club open voor vrouwen.

‘Omdat het vrouwenvoetbal in Nederland zich momenteel zo razendsnel ontwikkelt en professionaliseert, wilde ik dit graag gaan onderzoeken. Daarom hebben we een interdisciplinair onderzoek opgezet naar de geschiedenis, de professionalisering en de media-representatie van het meiden- en vrouwenvoetbal in Nederland.

‘We willen vooral weten hoe meiden het voetbal beleven en hoe de sportieve en maatschappelijke weerstand die meiden vroeger en nu ondervinden hen helpt of belemmert in hun ontwikkeling.

‘We kijken ook speciaal naar de ervaringen van meisjes met een niet-Nederlandse achtergrond. In Den Haag bijvoorbeeld, is een enorme vraag naar voetbal onder meiden, voornamelijk van Marokkaanse afkomst. Zij willen heel graag in teamverband competitievoetbal spelen. Maar lid worden van een KNVB club is voor hen nog een brug te ver. Wij proberen de buurthuizen te helpen bij het opzetten van een zaalvoetbalcompetitie en gaan de meiden interviewen om te horen hoe zij religie en sport verbinden in een bepaalde “levensstijl” en hoe de sport hen helpt bij hun integratie in de Nederlandse samenleving.

‘Tenslotte kijken we ook naar de representatie van meidenvoetbal in de media. Op welke manier wordt er aandacht besteed aan de speelsters van Ajax, FC Twente en ADO Den Haag, die voetballen in de semi-professionele BeNe-League, de competitie die België en Nederland samen organiseren?

‘Vrouwensport is maar vijf procent van het totale sportaanbod op televisie. Dat is natuurlijk belachelijk weinig. Bovendien gaat de discussie wel erg vaak over het uiterlijk van de sportster in plaats van over haar sportieve prestatie. Vrouwentennis is een goed voorbeeld. Ooit verdiende Anna Koernikova het meest, alleen door haar uiterlijk. Ze is nooit nummer één van de wereld geweest en won zelfs nooit een WTA-toernooi. Serena Williams geldt zelfs als “lelijk”. Behalve dat dat een krankzinnig oordeel is, volgens mij is ze prachtig, is haar tennis spectaculair en grensverleggend. Kortom, sport zoals het als kijksport bedoeld is.

‘Het vrouwenvoetbal probeert sympathiek in beeld te komen. Daarvoor worden opvallend vaker lief lachende blonde meisjes met een paardenstaart ingezet dan stoere gespierde meiden met kort haar. Dit is typerend voor onze conservatieve en veramerikaniseerde maatschappij, die veel behoefte heeft aan benauwde, traditionele stereotype beelden van mannen en vrouwen.’

‘Je ziet dit terug in de sportmedia. Altijd aandacht voor dezelfde sporten en sporters. Studio Sport heeft een enorm budget voor het mannenvoetbal, besteed daar dan ook iets van aan de vrouwen. Dat er geen markt voor is, lijkt me een oneigenlijk argument. Hockey is bijvoorbeeld een grote sport op televisie maar trekt nauwelijks toeschouwers naar de velden, in elk geval niet meer dan het vrouwenvoetbal.’