
‘Geen literaire studie met voetnoten’, maar een persoonlijk essay schreef Bas Heijne (1960) over de Nederlandse schrijver Louis Couperus (1863-1923). Zondag geeft hij in boekhandel Polare een lezing.
‘Jezelf confronteren met een kunstenaar en je loslaten op zijn werk, dat zou van mij vaker gedaan mogen worden.’ Maar, waarschuwt hij, het werkt alleen als je vanuit je eigen affiniteit schrijft. ‘Niet: wie zal ik nu eens tot leven wekken.’
Rusteloos, typeert hij Couperus. ‘Voortdurend op reis. Overal waar hij belandde dook die onrust weer op en wilde hij toch ergens anders heen. Je ziet dat ook in zijn werk. Hij schreef ontzettend veel en was verbluffend veelzijdig. Zodra hij in Indië was, liet hij zich inspireren voor De Stille Kracht. Meteen schreef hij nog even Babel, húp, naar De kleine zielen. Tussendoor nog wat novelles.’
Na al Couperus’ omzwervingen in de ruimte, wil Heijne hem nu naar het heden brengen, om hem vanonder alle lagen van nostalgie en academisch onderwijs opnieuw tevoorschijn te halen. ‘Academici reduceren graag tot stromingen en invloeden. Terwijl juist de emoties heel herkenbaar en actueel zijn. Hij zocht in al zijn werken naar iets dat het leven zinvol maakte. Schrijven gaf hem daarbij tijdelijke houvast. Maar, dat geldt voor meer schrijvers: zodra een boek klaar is, staat het ineens ver van je af. Hij deed daar luchtig over, beweerde dat hij zo kon stoppen met schrijven. Maar tot zijn dood heeft hij manisch doorgeschreven.’
Geldnood was volgens Heijne niet de belangrijkste reden. ‘Ja, brieven aan zijn uitgever gingen altijd over geld, geld, geld. Maar ik denk dat de ongelukkige aankopen die schrijvers nogal eens doen, slechts een manier zijn om te moeten blijven schrijven.’ Het huisje dat hij met z’n vrouw enkele maanden voor z’n dood betrok, kon hij eigenlijk niet zelf betalen. ‘Heel literair Nederland heeft toen bijgedragen. Eigenlijk moest hij juist niets hebben van kliekjes, zoals de Amsterdamse schrijversscene die hij in Metamorfoze beschrijft. Nog zoiets trouwens, dat van toepassing is op het heden. Doordat hij zo’n afstand nam van de rest, kon hij heel vrij schrijven, over seks bijvoorbeeld. Dat deed hij voor die tijd ongehoord expliciet.’
‘Hij had een heel goed oog voor de neiging van mensen om grote vragen te ontduiken, door zich te bewegen in kleine kringetjes van bankiers of schrijvers. Daarmee breken kan heel fataal eindigen. Eline Vere kon er uiteindelijk niet mee leven. En Otto van Oudijck, de resident op Java in de Stille Kracht, ontdekte dat hij omringd werd door een wereld waarvan hij niets begrijpt, maar waarover hij wel moet heersen.’
Zelf schreef Couperus dus talloze boeken om uit te vinden hoe het zat met die grote vragen. ‘Uiteindelijk vond hij niet zozeer een antwoord, maar wel berusting en troost. Niets voorstellen geeft ook een gevoel van vrijheid. Plotseling kunnen genieten van cipressen die staan te trillen in de zon, of van Orlando, zijn ideale minnaar.’ Ook al was die nogal mysterieus, mogelijk zelfs verzonnen. ‘In feuilletons maakte hij van zichzelf een personage, en omgekeerd: hij wekt zijn personages soms tot leven. Getuigenissen over Orlando spreken elkaar tegen. En echte herinneringen aan die twee samen lijken er niet te zijn. Misschien is er veel verloren gegaan. Maar wellicht heeft hij die ideale vriend voor zichzelf bedacht. Ik vind dat mooi, maar ook tragisch.’
De Bezige Bij, 144 pgs. € 18,90
Lezing bij Polare Leiden, zondag 10 november, 14.00, entree gratis