Achtergrond
Carel Stolker I t/m V
De nieuwe rector is weer op en top Leids. Maar wie is hij eigenlijk? Maak kennis met Carel Stolker I tot en met V.
Frank Provoost
woensdag 13 februari 2013
Van links naar rechts: oud-rector Paul van der Heijden, rector Carel Stolker en pedel Willem van Beelen. © Marc de Haan

I. DE LEIDENAAR

‘Veel Leidser kun je het niet hebben.’ Zo typeerde Carel Jan Jozef Marie Stolker (1954) zichzelf in zijn eerste interviews als nieuwe rector magnificus. Dat kwam mooi uit. Want er werd soms gemord over Stolkers voorganger die zijn chauffeur na iedere werkdag weer naar Amsterdam liet rijden, openlijk flirtte met Den Haag, Rotterdam en Delft, en zelfs het Latijn van de bul wilde schrappen.

Stolker werd in Leiden geboren, studeerde er rechten, promoveerde, werd hoogleraar en decaan van de rechtenfaculteit. Honkvaster kan bijna niet. ‘In de onderlinge contacten wordt het wel wat makkelijker’, zei hij vorige week tegen Sleutelstad.fm. ‘Dat ik hier woon, over de markt loop en daar de burgemeester of wethouders tegenkom, dat helpt natuurlijk wel.’

Maar toen kwam het. Want hij moest nog wel iets eerlijk opbiechten. Hij had namelijk een jaar in San Francisco gedoceerd, aan de Universiteit van Californië. Een dag eerder deed hij nog zo’n bekentenis, in het Leidsch Dagblad. ‘Tijdens mijn diensttijd zat ik even in Arnhem.’ Maar, zei hij tegen nieuwslog Sleutelstad: ‘Ik ben nooit uitgeschreven geweest.’

II. DE BESTUURDER

Stolker werd decaan toen het slecht ging met rechten. De faculteit kreeg beroerde onderwijsvisitaties en bungelde onderaan in Elsevier-enquêtes. Bij een reorganisatie werd een derde van het wetenschappelijk personeel ontslagen. ‘Net als ik dacht dat het niet meer slechter kon dan kwam er weer een visitatie of een onderzoek naar buiten die ons in ons slechte gevoel bevestigde’, zei hij kort na zijn aantreden in Mare. ‘Zelf heb ik om alle perikelen van me af te zetten en na te denken een zeven weken lange fietstocht naar Porto gemaakt.’ Toen hij twee jaar geleden terugtrad was de faculteit weer gezond, en waren er meer studenten dan ooit.

III. DE VERONGELIJKTE

Drie woorden zijn genoeg om Carel Stolker de rillingen over de rug te laten lopen. Kennis in Kaart. Zo heette het rapport van het ministerie van Onderwijs dat hem als decaan bleef achtervolgen. ‘Een gevangenisstraf van zeven jaar, zonder kans op vervroegde invrijheidsstelling’, noemde hij het in NRC Handelsblad.

Wat was er aan de hand? Mark Rutte, in 2004 staatssecretaris, vond het een goed idee om een jaarlijks rapport uit te brengen met daarin de visitatiecijfers van alle universiteiten. Aankomende eerstejaars konden dan zelf nagaan waar ze het best konden gaan studeren. Alleen: de cijfers waarop het ministerie zich iedere keer baseerde – en die voor de Leidse rechtenopleiding heel slecht uitpakten – waren zeven jaar oud en stamden van voor de reorganisatie en de verhuizing naar het opgeknapte Kamerlingh Onnes Gebouw. Landelijke kranten namen de conclusies over en kopten ‘Leiden de slechtste’, ook al noemde Stolker het rapport ‘bagger’. Toen Rutte in 2005 langskwam op de sociëteit van Minerva werd hij vanuit de volle zaal toegeschreeuwd door een hevig geëmotioneerde decaan: ‘Dit mag u niet doen! Dit kan u niet doen!’

‘Wat zullen ze toen wel niet van me gedacht hebben?’ vroeg Stolker zich zes jaar later in Mare af. ‘Normaal gesproken ben ik redelijk relaxed, maar ik werd er gek van.’

IV. DE SCHOOLMEESTER

Als decaan streed hij met succes tegen de enorme uitval van rechtenstudenten. De opleiding kreeg een strengere structuur, met meer contacturen, mentorgroepen, aanwezigheidsplicht en huiswerkcontrole. ‘Het is een beetje 7 vwo’, zei Stolker in Mare. ‘Maar als overgangsjaar helemaal niet verkeerd.’

Klaagden studenten in een opiniestuk dat rechten ‘te schools’ werd, dan antwoordde de decaan dat er genoeg ambitieloze eerstejaars waren die ‘er oprecht niet in slaagden om vóór 11 uur ’s morgens uit bed te komen’. Maar dat zij waren ‘getuimeld in de valkuil van de vrijblijvendheid’ was niet alleen hun schuld, want ‘wij laten het gebeuren’. Toen een bachelorstudent zijn diploma kreeg na 35 herkansingen, ‘heb ik onze studenten gevraagd wat ze zouden doen als een chirurg tegen ze zou zeggen: “Ik ben vier maal voor mijn examen chirurgie voor gevorderden gezakt. Maar, geen zorg, ik heb uiteraard mijn diploma.” Niemand zou het accepteren, maar bij juristen ligt dat blijkbaar anders.’

V. DE VERZOENER

‘Ik krijg nog steeds post van de universiteit. Iedere keer als ik zo’n brief open, hoop ik: zou er iets van een verontschuldiging in staan over die zwarte periode? Dat ze gewoon een beetje erkennen: we zijn toch wel tekort geschoten.’ Aldus criminoloog Wouter Buikhuisen in een Mare-interview uit 2009. Toen Buikhuisen in 1978 hoogleraar werd, wilde hij de socio-biologische aspecten van crimineel gedrag onderzoeken. Dat leidde tot de affaire-Buikhuisen: na felle protesten van wetenschappers en columnisten volgden zelfs doodsbedreigingen en verloor Buikhuisen de steun van de universiteit. Teleurgesteld vertrok hij naar Spanje, waar hij antiquair werd.

‘Die opmerking van Buikhuisen in het interview trof en ontroerde mij’, zei Stolker. ‘Het zou je maar gebeuren dat je naam altijd wordt voorafgegaan door het woord “affaire”. Hem werd door tegenstanders de mond gesnoerd op een universiteit die als motto heeft: “bolwerk van de vrijheid”. Dat is in strijd met alles waar Leiden voor staat.’ De decaan vloog naar Spanje en legde het geschil bij. Een officieel eerherstel of eredoctoraat kreeg Buikhuisen niet, maar de criminoloog mocht in Leiden op een juridisch congres komen spreken. Hij zei eindelijk ‘peace of mind’ te hebben.

En over Leidse eredoctoraten gesproken: hoewel Beatrix er in 2008 een kreeg voor haar verdiensten voor de vrijheid, lijkt Willem-Alexander nog even te moeten wachten. Tenminste, als we de jonge Carel Stolker mogen geloven. Stelling 13 van zijn proefschrift Aansprakelijkheid van de arts, in het bijzonder voor mislukte sterilisaties (1988) luidt namelijk: ‘Als universiteiten eredoctoraten willen toekennen aan koninginnen, prelaten en aan bekleders van hoge internationale ambten, dan lijkt dat veeleer te worden ingegeven door de behoefte van die universiteiten tot zélfverering dan door de wens de betrokken personen te eren.’

Zijn eerste woorden: ‘Wat weten we nu eigenlijk van elkaar?’

‘Latijn en Leiden, dat wil wat’, was het eerste dat de nieuwe rector magnificus Carel Stolker zei tijdens de 438ste dies van de universiteit afgelopen vrijdag in de Pieterskerk. Zijn voorganger Paul van der Heijden had net de woorden ‘salve, rector magnifice iterumque salve’ (gegroet, rector magnificus, wederom gegroet) uitgesproken en hem de rectorenketting omgehangen.

Oud-rechtendecaan Stolker leek te refereren aan het inmiddels teruggedraaide besluit om het Latijn van de bul te schrappen en te vervangen met het Engels. Een plan dat in 2010 de Leidse academie in een klap wakker deed schrikken. Van der Heijden had de Leidse behoudendheid niet helemaal goed ingeschat.

Stolker verslikt zich waarschijnlijk niet zo snel in de mores. Het belang van traditie schemerde ook in zijn maiden speech door. Van der Heijden was in 2006 zelf door toenmalig rechtendecaan Stolker naar voren geschoven als kandidaat om rector Douwe Breimer op te volgen. ‘Kennelijk koos de raad van toezicht toen niet voor de makkelijke oplossing: we benoemen wel een oud-decaan.’ Stolker opperde dus Van der Heijden: ‘Een fijne man. Goeie kop ook.’ En gelukkig was de toenmalige rector van de universiteit van Amsterdam in Leiden gepromoveerd. ‘Godzijdank dacht ik nog, want zonder iets Leids word je in deze stad echt nooit iets bestuurlijks.’

Bovendien werd het tijd werd voor een jurist, na een ‘dominee’ (Leertouwer), een ‘psycholoog’ (Wagenaar) en een ‘apotheker’ (Breimer). Enkele hoogleraren fronsten de wenkbrauwen bij het aanhoren van deze typeringen. Stolker: ‘Als wij over het vak van een ander hebben, of over een andere faculteit, dan wordt het ineens heel eenvoudig. Dan zijn juristen slecht betaalde zonen van Moskowicz, bestuurskundigen van die lieverds die nog steeds in de gemeenteraad van hun geboortestad zitten, sterrenkundigen dromers die in hun jeugd te lang op hun rug hebben gelegen en farmaceuten uiteindelijk academische vijzelaars. Het is iets wat me fascineert: wat weten we nou eigenlijk van elkaar?’

Volgens Stolker had zijn voorganger het voor elkaar gekregen de koers van de universiteit te verleggen. ‘Van Geoffrey Boulton, de oud-LERU-Secretaris-Generaal is de mooie uitspraak: “Changing a university is like moving a graveyard, you don’t get much help from the people inside!” En toch lukte Van der Heijden het met ‘help from the people inside’ de universiteit te veranderen en flink te doen groeien. Zonder van alles van bovenaf op te leggen. ‘Heel decentraal en dat is ook heel Leids.’

Concrete plannen ontvouwde Stolker niet in zijn speech maar hij leverde wel kritiek. Op het bedrijfsleven dat in een brandbrief aan de minister had lopen ‘zeuren, mag ik wel zeggen’- dat de academie te wetenschappelijk zou zijn en te weinig industriegericht. En op de toegenomen bemoeizucht. ‘Ik had als decaan twaalf visitaties, en werd zo de meest gevisiteerde man van Leiden. Van een high trust samenleving zijn we in een tijdperk van low trust terechtgekomen.’ Het gevolg: ‘Nóg meer toezicht is bijna altijd weer de oplossing van samenleving en politiek. Geef ons nou de ruimte en we zullen er zorgvuldig mee omgaan.’ Zijn blik richtte zich vervolgens op Jet Bussemaker, die ook naar Leiden was gekomen om Van der Heijden uit te zwaaien. ‘Ik ben zo blij met een nieuwe minister die de universiteiten van binnenuit kent en die vertrouwen durft uit te stralen.’ VB