Het maatschappelijk nut van de geesteswetenschappen is de laatste tijd een hot topic. In diverse publicaties werden geesteswetenschappers opgeroepen zich duidelijker te verantwoorden voor de subsidies die ze ontvangen voor hun bezigheden. Ook in de Academische Boekengids leek dit geluid onlangs te klinken. In ABG #95 (november 2012) stond een ‘review article’ waarin diverse boeken werden besproken met als bindend onderwerp het ‘nut’ van geesteswetenschappen. De recensent Jaqueline Klooster lijkt er een beetje beduusd van. Haar gedachte dat geesteswetenschappen het leven ‘zin’ geven en dat daarin hun ‘nut’ ligt, leidt tot een wat zweverige sluitstuk. De recensent meent blijkbaar dat zingeving en dus nut door menigeen wordt gevonden in de kunst, de literatuur en de filosofie, maar wat de geesteswetenschappen hieraan en voor wie precies bijdragen blijft in het ongewisse.
Ook een recent betoog in de Volkskrant (27 oktober 2012) dat diende als slotsom van de serie ‘Wetenschapsland Nederland’ bood wat dit betreft geen soelaas. De reeks trachtte de stand van zaken binnen de Nederlandse wetenschap in kaart te brengen, maar de veelbelovende kop ‘Van ongekende waarde’ boven de conclusie kon niet verhullen dat de geesteswetenschappen in het geheel niet aan bod kwamen. Bovendien werd duidelijk dat volgens de scribent in de Volkskrant maatschappelijk nut vrijwel gelijk staat aan financieel-economische waarde. Dit was nu precies waartegen de auteur in de ABG boekbespreking zich met hand en tand verzetten. Zo wordt in de Volkskrant gesuggereerd, dat Nederlands wetenschappelijk onderzoek de nationale economie ‘6 tot 100 keer meer’ oplevert dan er aan overheidsgeld is ingestoken. De bijdrage van de geesteswetenschappen in dit succesverhaal is blijkbaar niet te achterhalen, omdat deze niet gemeten kan worden in octrooien of andere criteria uit de ‘ranglijst voor innovatie’.
De boodschap is duidelijk: de geesteswetenschappen hebben een onduidelijk ‘nut’ en ze ‘leveren’ slechts weinig op. Dit is een fundamentele misvatting, die niet alleen diep geworteld is in de media en bij het grote publiek, maar tegenwoordig zelfs ook woekert in het academische domein zelf.
Dat geesteswetenschappen een bijzonder groot nut hebben en een goudmijn zijn voor de Nederlandse samenleving blijkt overduidelijk als men de waarde ervan toetst volgens de criteria die Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) gebruikt om het ‘nut’ van wetenschap te meten. NWO is een onafhankelijk overheidsorgaan dat het leeuwendeel van de Nederlandse subsidies voor wetenschappelijk onderzoek verdeelt. Deze instelling heeft zichzelf opgeworpen als de instantie bij uitstek die ‘nut’ en ‘maatschappelijke waarde’ van onderzoek beoordeelt. Niet voor niets is ‘kennisbenutting’ nu een belangrijk speerpunt in de huidige NWO-strategie ‘Groeien met Kennis’. Was het tot 2011 nog ‘optioneel’ om voor belangrijke NWO-subsidies (waaronder de Vernieuwingsimpuls) het aspect van ‘kennisbenutting’ toe te lichten, tegenwoordig is dit verplicht. Bovendien heeft NWO zogeheten ‘MeerWaarde’-subsidies ‘voor kennisbenutting binnen de geesteswetenschappen’ in het leven geroepen, zij het dat initiatief eenmalig is.
Wat nu is ‘kennisbenutting’ volgens NWO? De organisatie omschrijft het eigen speerpunt als de toepassingsmogelijkheden van onderzoek in samenwerking met andere wetenschappelijke disciplines en buiten de academische omgeving (http://www.nwo.nl/onze-ambities/kennisbenutting). Hierbij kan gedacht worden aan technologische, wetenschappelijke, economische en maatschappelijke effecten van onderzoek, en ook aan de toegankelijkheid van informatie .In dit perspectief blijkt dan dat ‘kennisbenutting’ binnen de geesteswetenschappen bijzonder breed en extreem ‘nuttig’ is. Die ‘kennisbenutting’ varieert van advies over de situatie in het Midden-Oosten tot de basisopleiding van eerstegraads talen docenten. Zelfs bij vakgebieden als archeologie blijkt sprake van een hoge mate aan ‘kennisoverdracht aan het brede publiek’.
Uiteraard stuiten we hier op de vraag: hoe kan die ‘kennisbenutting’ en ‘kennisoverdracht’ nu precies worden gemeten zodat NWO de ‘meerwaarde’ van geesteswetenschappen meer dan eenmalig onderkent?
In wetenschapsland meet men productiviteit onder andere door te kijken naar het aantal publicaties dat voortvloeit uit onderzoek. Publicaties voor een breder publiek bieden in dit perspectief een goede manier om de kennisbenutting van geesteswetenschappen te meten. Laten we dus even meten, want meten is weten.
In 2011 financierde NWO 514,2 universitaire geesteswetenschappers (gemeten in fulltime equivalent of fte). Deze 514,2 onderzoekers publiceerden 2.303 wetenschappelijke publicaties en 151 publicaties voor een breder publiek. Per onderzoeker komt dit neer op 4,48 wetenschappelijke en 0,29 populairwetenschappelijke publicaties.
Als we dit met de wetenschappelijke en publiekspublicaties van andere onderzoeksdomeinen vergelijken, komen we tot verrassende inzichten. Volgens het Jaarverslag NWO 2011 ging het in 2011 bij de universitaire aard– en levenswetenschappen per onderzoeker om 3,70 wetenschappelijke en 0,02 populairwetenschappelijke publicaties; bij chemische wetenschappen om 2,09 en 0,01; bij exacte wetenschappen om 1,94 en 0,03; bij maatschappij- en gedragswetenschappen om 2,61 en 0,07; bij natuurkunde om 0,80 en 0,03; bij technologie om 1,16 en 0; terwijl de medische wetenschappers elk 7,82 wetenschappelijke en 0,40 populairwetenschappelijke publicaties produceerden.
Wat direct opvalt, is dat de productiviteit en de ‘kennisbenutting’ van geesteswetenschappen bijzonder hoog liggen in vergelijking met andere wetenschapsdomeinen.
Aldus maken de koele cijfers duidelijk dat geesteswetenschappers bovengemiddeld veel bijdragen aan het ‘algemeen nut’ van wetenschappelijk onderzoek: zowel in wetenschappelijke als in populairwetenschappelijke zin is de ‘kennisbenutting’ uitgesproken hoog. De veelgehoorde tegenwerping dat geesteswetenschappers druk zijn met esoterisch detailonderzoek dat leidt tot talrijke minieme publicaties waarin alleen zijzelf zijn geïnteresseerd, maar waarvoor de gemeenschap veel geld moet ophoesten, blijkt geen hout te snijden. Het tegendeel is waar: de berg aan populairwetenschappelijke publicaties toont aan dat er juist een grote algemene interesse is voor de geesteswetenschappen.
Dan is er nog de vraag wat die geesteswetenschappers nu eigenlijk precies kosten vergeleken met andere wetenschappers? Ook deze kwestie kan simpel worden opgehelderd door te meten. Om de vergelijking tussen wetenschapsgebieden te maken, hebben we het totale bedrag dat een discipline aan subsidie ontvangt van NWO gedeeld door de ‘opbrengst’ van het aantal publicaties. Dan blijkt uit hetzelfde jaarverslag van NWO over 2011 dat een wetenschappelijke publicatie binnen de geesteswetenschappen € 15.868 kost, en een publiekspublicatie € 242.019.
Voor de andere disciplines zijn de bedragen als volgt: aard- en levenswetenschappen: € 23.946 en € 5.331.000; chemische wetenschappen: € 41.712 en € 10.150.000; exacte wetenschappen: € 35.003 en € 2.120.583; maatschappij- en gedragswetenschappen: € 38.736 en € 1.513.600; natuurkunde: € 92.041 en € 2.122.056; technologie: € 58.200 en € 48.248.000; medische wetenschappen: € 17.666 en € 349.118.
In deze vergelijking blijkt overduidelijk dat geesteswetenschappen in wetenschappelijke zin buitengewoon voordelig wat betreft ‘kennisbenutting’; ze geven more bang for your buck dan enige andere tak van wetenschap!
De conclusie is zonneklaar: de diepgewortelde en breed gedragen veronderstelling dat geesteswetenschappen lang niet zo’n hoog ‘rendement’ en lang niet zo’n grote ‘kennisbenutting’ hebben als exacte wetenschappen en technologische wetenschappen is een misverstand. Geesteswetenschappen blijken een zeer productief wetenschapsveld: een geringe investering geeft een bijzonder hoge opbrengt.
Natuurlijk dragen de intrinsiek lage kosten van geesteswetenschappelijk onderzoek bij aan een mooi netto rendement. Belangrijker is echter dat deze ‘rekensom’ aan het denken zet over de manier waarop buiten, maar ook binnen de academische wereld wetenschappelijk onderzoek wordt gewurgd met cijferfetisjisme, wetenschap wordt uitgekleed tot ‘winst’ dan wel ‘rendement’, en de verwerving van kennis wordt platgewalst door gegoochel met getalletjes. Dit is helaas een hardnekkige trend in wetenschapsland, die niet in de laatste plaats wordt gevoed door de politiek en niet in de laatste plaats door NWO.
Wie goed kijkt, en wie eerlijk rekent, ziet echter dat diezelfde cijfers in een ander perspectief glashard aantonen dat het onderzoeksdomein van de geesteswetenschappen, dat gebukt gaat onder het odium een ‘nutteloze’ kostenpost te zijn ‘zonder rendement’ en zo geldt als het zwarte schaap van wetenschappelijk Nederland, in werkelijkheid onderaan de streep glanzende winstcijfers oplevert.
Geeske Langejans en Joanita Vroom zijn als archeoloog verbonden aan de Leidse universiteit