Columns & opinie
Geen commentaar: Was ik maar ontgroend
Thomas Blondeau
woensdag 6 juni 2012
© Silas.nl

Een medewerker van het Leidsch Dagblad filmde op straat een ontgroening van een Minervaans damesdispuut. Nieuwswaarde? Nul. Wie in de binnenstad woont, ziet om de zoveel weken besmeurde studenten voor lul lopen.

Nee, wacht, het filmpje - opgepikt door GeenStijl - werd meer dan 100.000 bekeken. De ouderejaars die onbeholpen de journalist het filmen willen belemmeren, Minerva die sancties aankondigt… Blijkbaar is het toch niet zo normaal.

Watjes. Publieke vernedering hoort nu eenmaal bij een ontgroening. Ja, volwassenen mensen die later advocaat, arts of archeoloog zullen zijn, worden beschimpt, bevuild en belachelijk gemaakt. Get over it.

Ik zelf ben niet ontgroend. Ik koos ooit voor Catena omdat die niet aan die ongein meededen. Het gevolg is dat op mijn afstudeerfeestje geen oud-lid te vinden was. Ik kende ze nauwelijks nog.

Feliciteer ik een Quint of Minervaan met zijn of haar bul, dan vind ik de samenhorigheid daar gewoonweg ontroerend. Hun liedjes, ritueeltjes en inside jokes ontstaan uit jarenlange verbintenis; ik ken het niet. Want ik moest zo nodig individualist zijn. Voor deze krant interviewde ik zestigers die nog steeds vrienden zijn met die idioten waar ze ooit de soos mee hebben doorgekikkerd terwijl de struif uit hun haren droop. Ik daarentegen kijk af en toe naar foto’s op Facebook.

Vernedering versterkt vriendschap. Dat is niet de conclusie van een verstokte corpsbal, maar van sociaal psycholoog Hein Lodewijkx die onderzoek deed naar ontgroening in de jaren negentig. Conclusie: hoe zwaarder de ontgroening, hoe leuker daarna het verenigingsleven. Voor zijn onderzoek vulden studenten tijdens de ontgroeningsperiode en erna wekelijks vragenlijsten in over sociale interactie, reacties op stressvolle gebeurtenissen en kameraadschap.

De Volkskrant schreef hierover: ‘Hoe zwaarder de ontgroening, hoe meer ze baalden, hoe meer ze elkaar ondersteunden en uiteindelijk: des te sterker de band met de groep.’ Natuurlijk, machtsverhoudingen kunnen leiden tot excessen. In 2005 krijgt een Groningse student een epileptische aanval na het verplicht drinken van zes liter water. De jongen is anderhalve dag bewusteloos. Vijf jaar later, weer bij Albertus Magnus, trekt een jongen van 21 een Sinterklaaspak aan en vraagt om in brand gestoken te worden. Waarop een omstander de daad bij het woord voegt. Gelukkig zat hij op een eilandje toen het gebeurde.

Je hoopt dat de universiteit ze een jaar lang geen stuiver heeft toegeschoven en dat ze geweerd zijn van alle ceremonies. Maar op het filmpje waar Minerva en reaguurders zo kinderachtig over lopen te doen, is geen sprake van Groningse toestanden. Wat geklieder, wat gejen, ach gut. Zeker, in een ideale wereld bestaan er geen ontgroeningen. Zoals er dan ook geen voordeursloten, porno of therapeuten nodig zullen zijn. In afwachting van die utopie, blijf ik het zonde vinden dat ik nooit diep gegaan ben voor mijn club.