Columns & opinie
Promoveren, een retrospectief
woensdag 14 maart 2012

Vandaag is het precies een jaar geleden dat ik aan mijn promotieonderzoek ben begonnen. Gisteren was ik op een date, met een heel leuk meisje. Het hele leuke meisje keek me indringend aan met haar enorme bruine ogen en vroeg: ‘Benjamin, wat doe je eigenlijk?’.

Onmiddellijk verslikte ik me in mijn soepje van zoete aardappel, gember en peterseliemousse, en, terwijl ik op uitermate charmante wijze mijn longen uit mijn lijf aan het hoesten was, dacht ik: ‘Inderdaad, wat doe ik eigenlijk?’

Ik weet wat de buitenwereld denkt wat ik doe. Mijn moeder is er bijvoorbeeld van overtuigd dat ik hard op weg ben naar een Nobelprijs, terwijl mijn net overleden opa altijd zijn handen in de lucht gooide en riep dat ik zijn belastingcenten aan het verspillen was, maar later wel tegen anderen zei dat ik ‘iets goeds voor de wereld doe’.

Ook mijn PhD-collega’s voelen zich niet helemaal begrepen. Coen bijvoorbeeld, zit links van me en heeft dezelfde hoogleraar als ik. Coen: ‘Ik was laatst bij de kapper. Ze vroeg wat ik deed. Ik zei dat ik wat deed met milieu. Zegt mijn kapster: “Wat leuk! Ik hou ook zo van dieren!”’ Coen zit elke dag achter zijn computer om flowsheets van chemische processen te bouwen.

Tegenover mij zit Laura. Laura doet wel iets met dieren. Leeuwen zelfs. Laura is een van de weinige PhD-studenten op een feestje over haar onderzoek durft te praten, zonder de waarheid al te veel geweld aan te doen. Ze heeft namelijk een nieuwe leeuwensoort ontdekt. Hoe cool is dat? Laura kan prachtig vertellen over het glamorous leven van een leeuwenonderzoeker.

Gisteren nog vertelde ze een fantastisch verhaal over een van haar vele reizen naar het verre Afrika: ‘Ik was een jaar geleden op een conferentie in Maroua, Kameroen. Het was 45 graden. De airconditioning deed het niet want de elektriciteit was uitgevallen. Niet alleen bij ons trouwens, maar in de hele stad. Het eten was verschrikkelijk en na twee dagen was iedereen doodziek en aan de diarree. Op de vlucht terug vertelde ik de stewardess dat ik onderzoek naar leeuwen deed. “Wat romantisch!” riep ze. Ik heb maar een extra slaappil genomen.’

Dat promoveren in milieukunde door de kapster of een stewardess niet geheel op waarde wordt geschat is nog tot daaraan toe, maar zelfs mijn hoogleraar heeft nauwelijks in de gaten wat mij bezighoudt. Hij leest al mijn columns, neemt me af en toe mee naar bijeenkomsten van de Koninklijke Nationale Akademie van Wetenschappen en drinkt koffie met me. En dat is het dan ook. Sterker nog, hij vertelde laatst dat hij tegen zijn vrouw had gezegd – hij staat erop dat ik hem letterlijk citeer – dat hij zich er over verbaasde ‘dat iemand met een zo sprankelende geest zich bezighoudt met zoiets triviaals als recycling.’

Wat hoort een hoogleraar eigenlijk te doen? De mijne werkt voltijd voor Shell, en laat dan af en toe zijn gezicht zien op mijn Institute of Environmental Sciences. Waarschijnlijk om zijn geweten te sussen. Ik heb na een jaar weliswaar nog niets publicatiewaardigs gedaan, maar blijkbaar is mijn bestaan alleen al genoeg om de karmapunten te compenseren die mijn hoogleraar er doorheen jaagt als hij voor Shell de wereld rond vliegt.

Het maakt natuurlijk niet uit, want ik weet min of meer precies wat ik wil en hoe ik het ga doen. Maar na een jaar moet ik toch concluderen dat promoveren op je eigen kleine gebiedje soms wat eenzaam kan zijn.

Tijdens het ontbijt vanochtend vroeg ik aan het hele leuke meisje of ze zich nog herinnerde wat ik voor onderzoek doe. Ze had werkelijk geen idee.

Benjamin Sprecher

Promovendus bij het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden