Columns & opinie
Brieven: Fusie en propedeuse-eis
woensdag 14 december 2011

Geen fusie

De universiteiten van Leiden, Delft en Rotterdam zien veel kansen in een intensieve samenwerking, zelfs een fusie valt niet uit te sluiten. Volgens de universiteiten zal bij een fusie de kwaliteit van onderzoek verbeteren, gaat het opleidingsaanbod omhoog en blijft de kwaliteit van het onderwijs gewaarborgd. Het CDJA, de jongerenorganisatie gelieerd aan het CDA, gelooft daar niet in en heeft zich afgelopen week uitgesproken tegen de voorgenomen fusie tussen de universiteiten van Leiden, Delft en Rotterdam. Het algemeen bestuur heeft hiervoor speciaal een motie aangenomen.

De taak van een universiteit is ons inziens tweeledig, enerzijds het geven van onderwijs en anderzijds het doen van onderzoek. Zowel Rotterdam, Delft als Leiden worden op beide gebieden internationaal al zeer gewaardeerd. Het CDJA denkt niet dat een megafusie een extra positieve bijdrage zal leveren aan de kwaliteit van het onderwijs. Ook zal het weinig voor de studenten zelf opleveren. De drie universiteiten herbergen samen zo rond de 55.000 studenten. Als je jezelf nu vaak al een nummertje voelt, hoe zal dit zijn op een mega-universiteit? Linksom of rechtsom, de kleinschaligheid zal bij een megafusie verdwijnen. Dit is onwenselijk en doet afbreuk aan de kwaliteit van het onderwijs.

Het lijkt wel alsof de fusiedrang een is de zoveel tijd weer om de hoek komt kijken. Onder het mom van kwaliteitsimpuls en geldelijk gewin wil men gaan fuseren. Maar, is het financieel altijd beter om te fuseren? Er zijn talloze voorbeelden te noemen waarbij het tegendeel is gebleken. John de Mol verkocht in 2000 voor 5,5 miljard zijn bedrijf Endemol aan Telefonica uit Spanje. In 2007 kocht hij het voor 3 miljard weer terug. Het bedrijf was door de fusie bestuurlijk een chaos geworden en totaal niet meer rendabel. En zo zijn er meer voorbeelden: denk aan InHolland: een fusiehogeschool waar de kwaliteit van onderwijs het verloor van het geld. Of Meavita, een door fusies enorme zorginstelling die failliet ging aan bestuurlijke en financiële chaos. In plaats dat een organisatie effectiever gaat werken, wordt het juist onoverzichtelijker. Dit komt doordat de kerntaken, in dit geval onderwijs, verder van de ‘werkvloer’ wordt georganiseerd: straks krijg je dat een bestuur in Rotterdam dat beslist over de manier van onderwijs aan de Leidse faculteiten.

Studenten en docenten raken hierdoor de binding met hun universiteit kwijt: het wordt een ‘ver van je bed show’, de menselijke maat is zoek. In onze ogen brengt dit de kwaliteit van bestuur, het doen van onderzoek en het geven van onderwijs juist ernstig in gevaar. Specialisatie en samenwerking waar mogelijk zou volgens het CDJA veel meer bijdragen aan een kwaliteitsimpuls. Een bestuursmoloch doet dat in ieder geval niet! Het CDJA pleit voor diversiteit in het onderwijsaanbod en spreekt uit dat een fusie tussen de drie universiteiten geen doorgang moet vinden. De kwaliteit van het onderwijs aan de universiteit Leiden moet centraal staan en deze kwaliteit is absoluut niet gegarandeerd met een megafusie. Juist door samenwerking en specialisatie kan de kwaliteit van zowel onderwijs als onderzoek verbeteren. Hierin staan we niet alleen, zowel uit Rotterdam als uit Delft komen dezelfde geluiden. Onderling samenwerken? Absoluut! Ook in deze steden is men terughoudend als het om fuseren gaat.

Voor een eventuele fusie is een wetswijziging nodig, het CDJA zal zich bij de CDA-volksvertegenwoordigers inzetten voor behoud van een onafhankelijke Leidse universiteit.

Want laten we eerlijk zijn, we willen onze Leidse trots, in 1575 geschonken door Prins Willem van Oranje, toch niet opgeven voor een onduidelijke bestuursmoloch?!

Julius Terpstra

voorzitter CDJA Leiden

Geen fusie (2)

Het mag in de universitaire wereld verondersteld worden, dat men bekend is met het laten samengaan van de universiteiten van Delft, Leiden en Rotterdam. Dat streven wordt in de hand gewerkt door overheidsmaatregelen die, ook wat materiële voorzieningen betreft, de universiteiten in Nederland het aanhalen van de broekriem dwingend gaan opleggen.

De goede kwaliteiten van met name bovengenoemde universiteiten zijn voor de rector magnificus van Leiden, prof. dr.  Paul van der Heijden redenen genoeg om haast te maken met dat samengaan. Hopelijk toch niet onder  de grootschaligheid van een fusie  - dat woord is al gevallen! -, de maniforme waan van de huidige dag.

Voorspelbaar is dan weer een geldverslindende ontwikkeling van een enorme administratieve rompslomp onder aanvoering van managers, die van het eigenlijke gebeuren op de universiteiten geen enkele weet hebben en die dan weer een heel corps van achter computers gezeten personeel onder zich hebben. Die op hun beurt alleen maar getallen en grafiekjes moeten opmaken mogelijk met de interesse van een sprinkhaan, niet wetende, dat achter die getallen directe of indirecte belangen van alsdan enorme aantallen van medemensen (studenten, wetenschappers en onderwijspersoneel) zitten - dus van hen, die wél de kwaliteit van het universitaire gebeuren moeten bepalen.

Het grote, mijns inziens onjuiste, argument daarbij is: Nederland - een stip op de wereldkaart - moet in de grote mondiale wetenschappelijke wereld zijn toontje mee kunnen draaien. De dwarsfluit is daarbij niet genoeg: men moet minstens een serie trompetten bespelen. Terwijl die dwarsfluit prachtig solistisch geluid kan laten horen, mits door een goede muzikant bespeeld.

Samenwerken in bepaalde programma’s: daar kan niemand tegen zijn. Maar de hemel verhoede een globaliserende fusering met voorspelbare depersonificaties van alle medewerkers en studenten.

Laatst kon men uit de dagbladpers vernemen, dat de Delft met 17.000 studenten onderaan de rij van overige universiteiten staat. Wageningen staat al voor de zesde keer bovenaan de lijst van alle universiteiten. De rector magnificus Martin Kropff benadrukte hierbij de kleinschaligheid van de Wageninger Universiteit, die op grote waardering kan rekenen van de studenten. En die kunnen dat bij uitstek het beste weten. Ondanks het gegeven dat ook in Wageningen het aantal studenten in die periode van 6 jaar toch verdubbeld is tot 7000.

Beste professor van der Heijden: samenwerking onder behoud van eigen identiteit is prima. Zet omwille van de studenten en wetenschappers echter de afschuwelijke grootschaligheid van een fusie uit uw gedachten, mocht die u al voor ogen staan.  In de open haard met dat idee!

Dr. A.J.M. Schipperijn

Internist met pensioen

Propedeuse-eis

De schrijver van het Geen Commentaar (‘Senaatspikkies’, Mare 13) heeft de klok wel horen luiden, maar weet niet waar de klepel hangt. Waarom de UR en ook de PKvV, LAssO en het StOP in de gesprekken met Arno Geleijnse zo gehamerd hebben op afschaffing van de propedeuse-eis, is niet voor de grote verenigingen met fulltime bestuurders. Deze verenigingen hebben meestal ouderejaars als bestuurders die al lang hun p hebben.

Problematischer is deze eis voor de kleine student- en studieverenigingen, die vaak al tweedejaars in hun bestuur hebben zitten. Als deze tweedejaars straks wel netjes hun BSA hebben gehaald, maar net niet hun p, komen ze dus niet in aanmerking voor financiële ondersteuning. Met name voor deze kleine verenigingen zal er dus minder animo voor de besturen zijn, met mogelijke consequenties voor de diversiteit aan verenigingen.

Dit is de achterliggende problematiek, die serieuze consequenties kan hebben, jammer dat in het stuk alleen door de grote-verenigingen-bril wordt gekeken.

Arjen Liemburg

Assessor Faculteit Geesteswetenschappen