Achtergrond
Gewoon blijven lopen
Geschiedenisstudent Dave Boone (22) werd tweede in een hardloopwedstrijd van honderd kilometer. Maar acht uur achter elkaar rennen, overleef je dat überhaupt? ‘Praten over pijn, dat doen ze maar lekker bij de Tour de France.’
Dirk-Jan Zom
woensdag 16 november 2011
© Erik van Echten

 ‘Dat ga ik ook doen’, riep de zeventienjarige Dave Boone tegen zijn ouders toen hij in 2006 op televisie de Zeeuwse Kustmarathon zag. ‘Ze zeiden dat het niet kon, dat ik daarvoor moest trainen.’

Een jaar later liep hij de marathon. ‘Ik vond het hartstikke leuk.’ Maar toegegeven, hij had het wel een beetje onderschat. ‘Ik kon ‘m wel uitlopen, maar het leek niet veel meer op lopen.’

Na het lezen van het boek De mens als duurloper van ultrarunner en historicus Jan van Knippenberg -‘ik had het in no-time uit’- besloot hij zich toe te leggen op lange afstanden. In 2010 liep hij 65 kilometer in Gilze en Rijen, in september voor het eerst 100 kilometer in Winschoten.

In september deed hij daar weer een poging. Maar na zestig kilometer moest hij uitstappen. ‘Het lichaam wilde niet meer, dan is 40 kilometer te ver.’ Zondag deed hij mee aan de 100 kilometer tijdens de zogeheten Centennial Deventer. Zijn eindtijd, 08:04:41, was een persoonlijk record. Hij werd tweede.

‘Na 50 kilometer begin je je wel ellendig te voelen’, vertelt de vijfdejaars geschiedenis. ‘Maar daar moet je doorheen, dat is ultrarunnen. Praten over pijn, dat doen ze maar lekker bij de Tour de France. Op televisie gaat het altijd over pijn lijden en afzien. Daar is het wereldje van ultrarunning niet zo van gecharmeerd.’

Want juist dan gaat het niet meer, zegt hij. ‘Je hebt tijdens het lopen veel tijd om na te denken en te relativeren. Maar als je je afvraagt “wat doe ik hier?” dan is het eigenlijk al afgelopen. Je moet gewoon blijven lopen. Voor mij is ultrarunnen dat je doorgaat waar andere mensen zouden zeggen: “Nu is het tijd dat ik stop.”

‘Als je gaat wandelen is het einde zoek. Dat zie je mensen vaak doen bij marathons. Als je doorgaat kom je vanzelf weer in een fase dat je je comfortabeler gaat voelen.’

Maar was hij niet helemaal kapot? ‘Als je aankomt ben je wel echt vreselijk moe. Je krijgt spierpijn onderweg, mijn voeten doen nu nog pijn, maar het gaat wel weer over. Het voelt niet als blijheid, maar opluchting dat het voorbij is. Ik word er atuurlijk blij van dat ik 100 kilometer kan hardlopen. Maar ik vind vooral de voorbereiding er naartoe leuk; in de zomer zes keer per week trainen. Bij het lopen krijg je ook al je gedachten op een rijtje, rust in de tent.’

Boone wil de wedstrijden van 100 kilometer blijven lopen. En behalve een marathon onder de 2 uur en veertig minuten lopen, is er nog een doel. ‘Ultrarunners zeggen dat er maar één wedstrijd is: de Spartathlon, in Griekenland. Dat is een race van 246 kilometer. Je moet in 36 uur finishen. Het gaat over bergen, langs snelwegen, in de hitte. Dat is de belangrijkste wedstrijd, alsof je de Elfstedentocht wint.’