Slavernij (2)
Mare 4 opende met een artikel onder de prikkelende kop ‘Er bestond geen Black Holocaust’. Drie Leidse wetenschappers maken relativerende opmerkingen over de uniciteit van de Atlantische slavenhandel en de door Europeanen, waaronder Nederlanders, in de Amerika’s ingevoerde zwarte slavernij. Een week later schrijft de Leidse antropologe Rivke Jaffe een felle reactie onder de titel ‘Waarom niet gewoon toegeven?’ Zij verwijt de drie ‘goedpraterij’, trekt de altijd pijnlijke en dus doeltreffende vergelijking met de Holocaust en vraagt zich af ‘Waarom willen we als Nederlanders zo graag de lelijke kanten van ons verleden verzwijgen, ontkennen of bagatelliseren?’
We zijn weer een week verder, en een van de drie door Jaffe aangevallen collega’s, emeritus hoogleraar geschiedenis Piet Emmer, wiens opmerkingen en algemene optreden door Jaffe als ‘lomp’ worden omschreven, schrijft een bijtende reactie terug. Hij was zo vriendelijk mij zijn reactie al op te sturen. Ik weet dus dat hij Jaffe geborneerde politieke correctheid verwijt. Emmer kwalificeert haar zelfs als ‘helemaal geen wetenschapper’, maar een ‘do-gooder’, die zo verblind is door haar morele verontwaardiging dat zij eigenlijk niet op de universiteit thuishoort.
Ook ik behoor tot de drie door Jaffe gehekelde collega’s, sterker, de kop ‘Er bestond geen Black Holocaust’ is uit mijn mond opgetekend. Ik ervaar dit debat als enigszins bizar. Ik ken en waardeer het werk van Piet Emmer én van Rivke Jaffe. Beiden kennen ook mijn werk; of zij het waarderen is iets anders en dat doet er hier minder toe. Wat mij verbaast is hoe eenzijdig Jaffe zich verliest in haar verontwaardiging. Laat ik mij maar beperken tot mijn eigen uitlatingen. Ook ik kwalificeer de slavernij als ‘een systeem dat totaal niet deugt’, want evenmin als Emmer of de derde geïnterviewde, Lotte Pelckmans, leef ik op een andere planeet. Ik benadruk dat de Europeanen meenden Afrikanen tot slaven te mogen maken uit racistische overwegingen, met als enige doel over hun rug rijk te worden – ‘Dat vinden wij natuurlijk verwerpelijk.’
Maar dat wij dit nu verwerpelijk vinden is voor een historicus niet bijster interessant. Wetenschappelijk is er nu eenmaal het gegeven dat slavernij niet zozeer de uitzondering, maar de regel is in de wereldgeschiedenis. Spannender is de vraag waar, wanneer en waarom slavernij in een kwade reuk kwam te staan, steeds vaker werd verboden en uiteindelijk mondiaal als misdaad tegen de menselijkheid werd gekwalificeerd – zelfs met terugwerkende kracht.
Toch domineert die vraag niet in het hedendaagse debat over de herinnering en erfenis van de slavernij. Dat is begrijpelijk, want dat debat dient vooral maatschappelijke doelen: erkenning opeisen en geven, healing, verbanden leggen tussen hedendaagse achterstanden en historisch onrecht. In die debatten is het voor een wetenschapper niet eenvoudig een tussenweg te vinden tussen engagement en vakmatige distantie. Emmer pleit er gewoonlijk voor het bij het laatste te laten; de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat wij het regelmatig aan de stok hebben over de wel zeer stellige en in mijn ogen niet altijd erg kiese vergelijkingen en boude uitspraken die hij doet om zijn punt te maken.
Jaffe kiest juist de positie van de morele superioriteit en ziet daarom maar af van enige nuance. Mag ik mij dit een moment persoonlijk aantrekken? Vijftien jaar geleden bepleitte ik al de oprichting van een monument ter herinnering van de slavernij, als blijk van historisch besef en daarmee ook als teken van insluiting aan de ‘nazaten’. Tien jaar geleden adviseerde ik de overheid bij het oprichten van zo’n monument. Onlangs schreef ik nog de scenario’s voor de vijfdelige televisieserie over slavernij die de NTR op dit moment uitzendt. Nergens een spoor van ontkenning of verzwijgen, integendeel.
Wel ben ik mij, in twintig jaar debat, steeds meer gaan verbazen over het gemak waarmee kennis, herinnering en emotie over dit onderwerp steeds dooreen worden gemengd. Met Emmer zeg ik: dat leidt niet tot serieuze wetenschap. Maar anders dan Emmer, en met Jaffe, was ook mijn eerste reactie bij lezing van het hele artikel dat de toonzetting van het Mare-artikel wel erg klinisch is. Alsof de slavenhandel net zoiets als houthandel was, alsof de slavernij allemaal wel meeviel en geen hedendaagse sporen achterliet. Dat is natuurlijk onzin. Temeer jammer dat de loopgraven alweer betrokken zijn.
Gert Oostindie
Hoogleraar Caraïbische geschiedenis,
directeur van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde