Nieuws
Wie weet wat academische vrijheid is, mag het zeggen
Het eindrapport over academische vrijheid geeft geen sluitend antwoord op de vraag wat die vrijheid nu precies is. Wel is er kritiek op het college van bestuur dat weigerde een universitair debat over Gaza te houden. ‘Dat was een gemiste kans.’
Sebastiaan van Loosbroek
donderdag 20 juni 2024
Beeld Silas

In de zomer van 2022 stelde rector Hester Bijl een Kernteam Academische Vrijheid aan. Aanleiding was een aantal incidenten, zoals een discussiebijeenkomst over Palestina voor en door studenten die door de universiteit was geannuleerd en sprekers of gastdocenten die door studenten werden geboycot. Kortom: de academische vrijheid zou onder druk staan.

Twee jaar later ligt het 22 pagina’s tellende rapport Academische vrijheid: een Leidse lijn er. Maandag werd het overhandigd aan Bijl tijdens een – weinig bezochte – presentatie in de Faculty Club.

Wie hoopte met het rapport in de hand een antwoord te hebben op de vraag wat academische vrijheid nu precies is, komt bedrogen uit. Buiten enkele definities in de bijlage - die zijn overgenomen uit de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en een recent KNAW-rapport - en bevindingen over wat medewerkers en studenten denken dat academische vrijheid is (het al dan niet toelaten van safe spaces, vrijheid om gastsprekers uit te nodigen, onwelgevallige standpunten al dan niet kunnen uiten), komt de Kerngroep niet met een eigen definitie.

Startpunt

In plaats daarvan is de teneur dat het rapport een startpunt is om er verder met elkaar over in gesprek te gaan, blijkt uit de drie aanbevelingen. Die luiden: ‘Leg uit wat academische vrijheid inhoudt en wat deze van studenten, medewerkers en bestuurders vergt’, ‘maak academische vrijheid onderwerp van doorlopend gesprek’ en ‘vier de academische vrijheid en leef haar uit’.

Concrete casussen zijn in het rapport niet opgenomen. De vraag of het, bijvoorbeeld, een goed idee is om als wetenschapper in toga mee te doen aan een klimaatdemonstratie op de A12, wordt niet expliciet beantwoord. Het rapport stelt dat ‘de relatie tussen de academische vrijheid en activistische interventies in het publieke debat nog nauwelijks is doordacht’ en dat de universiteit medewerkers en studenten ‘erop moet attenderen dat klimaatdemonstraties en sociale mediadiscussies niet vallen onder de academische vrijheid zoals deze in Nederland is gedefinieerd’.

‘We hebben het als bestuurders te vaak nagelaten actief de dialoog aan te sporen’

Verderop staat in meer algemene bewoordingen dat onderzoekers die ‘zich mengen in het publieke debat, zich dienen af te vragen, en waar mogelijk uit te leggen, in welke hoedanigheid ze aan het woord zijn’.

Een andere casus waar docenten benieuwd naar kunnen zijn: mogen zij in college hun persoonlijke mening geven over, bijvoorbeeld, het Israël-Palestinaconflict? ‘Docenten hoeven zich niet geremd te voelen hun eigen wetenschappelijke standpunten of voorkeuren met hun studenten te delen, zolang ze deze studenten maar een fair overzicht bieden van discussies in het vakgebied’, staat daarover in het rapport.

Het Kernteam is kritisch op beslissingen van het college van bestuur in het recente verleden. Zo weigerde het een debat te organiseren over het Israël-Palestinaconflict na de aanval van Hamas op Israël op 7 oktober. ‘Dit was een gemiste kans: gesprekken over de vraag wat er in het Midden-Oosten aan de hand is, met inbreng van studenten en medewerkers die in de regio zijn gespecialiseerd, (…) hadden een context kunnen bieden waarin studenten en medewerkers elkaar over politieke grenzen heen de hand hadden kunnen reiken’.

Bovendien wekt het de suggestie dat het college met twee maten meet, omdat de universiteit zich wél solidair verklaarde met Oekraïne na de Russische inval in 2022. ‘Om misverstanden te voorkomen, is extra uitleg dan wel op zijn plaats.’

Voortaan moet het college ‘medewerkers en studenten proactief bijeenbrengen als de actualiteit daar aanleiding toe geeft, in plaats van voorzichtig af te wachten’.

Het moet beter

Rector Hester Bijl noemde het rapport na de overhandiging een ‘belangrijk advies’ dat ‘geen dag te laat’ komt en dat ‘scherp is waar nodig en constructief waar het kan’. En: ‘Het is eens geen ellenlange academische verhandeling van wat academische vrijheid precies is.’

De kritiek op de soms nalatige houding van het college, zei ze zich aan te trekken. ‘We hebben de academische vrijheid de afgelopen jaren niet de aandacht en zorg gegeven die het verdient’, zei ze. ‘We moeten als bestuurders consistenter handelen en actiever de dialoog aansporen, dat hebben we te vaak nagelaten. Dat moet beter.’

Het rapport doet al een voorschot op de inhoud van die dialoog en adviseert dat te doen aan de hand van concrete casussen: moet de universiteit nog samenwerken met niet-democratische regimes, hoe kan de sociale veiligheid worden verbeterd, waar liggen de grenzen van normoverschrijdend gedrag en verbeteren safe spaces wel of niet de sociale veiligheid?

Volgens Bijl is daarvoor ‘een plan van aanpak nodig met kritisch toezicht’. De komende tijd wil ze ‘in gesprek gaan met verschillende leden van onze academische gemeenschap’ over de vraag hoe dat plan van aanpak eruit moet komen te zien. ‘We komen er alleen als iedereen bereid is verantwoordelijk te nemen: zowel bestuurders, medewerkers en studenten.’