Achtergrond
Hoever mag een wetenschapper gaan in het publieke debat?
Mogen wetenschappers in het publieke debat alles zeggen? En kan een universiteit ingrijpen als (oud-)medewerkers omstreden uitlatingen doen? ‘Je moet voorzichtig zijn met beperkingen.’
Anoushka Kloosterman
donderdag 3 november 2022
Still uit een uitzending van Ongehoord Nieuws

Als Twitter inderdaad een dorpsplein is, zoals in het romantische plaatje dat nieuwe baas Elon Musk schetst, dan is het een plein met veel (ex-)academici die op zeepkisten hun politieke evangelie verkondigen en zich in het maatschappelijk debat mengen. Ze trekken schreeuwende toeschouwers aan, maar die voeren nauwelijks echte discussies. Iedereen mag immers maar 280 tekens per keer zeggen.

De toeschouwers zijn lang niet altijd alleen boos op de wetenschapper met wie ze het oneens zijn, maar ook op het universiteitsbestuur. Dat moet van alles: zich schamen, proefschriften intrekken, mensen tot de orde roepen of ontslaan.

Alleen: waar bevindt het bestuur zich op dit plein? In het midden, tussen academici en toeschouwers? Op een eigen zeepkist? Of heeft het er eigenlijk niets te zoeken?

Kan een universiteit eigenlijk ingrijpen als (oud-)medewerkers zich omstreden uitlaten? En hoe?

Afschuw uitspreken

Er moet flink wat gebeuren voordat een universiteitsbestuur zich publiekelijk bemoeit met heftige discussies, zelfs als de binnen- en buitenwacht de druk blijft opvoeren.

‘De talloze verontwaardigde reacties op sociale media maken duidelijk dat velen de hele universiteit associëren met de uitspraken van enkele individuen’, schreef rector Hester Bijl onlangs op de universiteitssite. ‘We hebben ruim 34.000 studenten, 6.000 medewerkers en vele tienduizenden alumni. Net als elders in de maatschappij zal een aantal voortdurend de grenzen opzoeken of daar ver overheen gaan.’

En: ‘Hoezeer sommige opinies me ook verontrusten: ik, de andere collegeleden of de decanen, kunnen niet telkens publiekelijk reageren op individuele uitspraken van alumni. Dan zouden we de hele dag politiek bedrijven.’

Toch komt de universiteit soms in actie, meestal als er discriminerende opmerkingen zijn gemaakt of zelfs alleen toegestaan. Zo liet voormalig rector Carel Stolker onderzoek doen naar antisemitisme op de afdeling van Paul Cliteur omdat hij geen afstand nam van antisemitische uitspraken van partijgenoot en protegé Thierry Baudet (het onderzoek pleitte Cliteur vrij).

'Een titel is een titel'

Bijl nam publiekelijk afstand van de Ongehoord Nederland-uitzending waarin oud-promovendus Raisa Blommestijn racistische uitspraken deed. Meer kan ze niet doen, schreef ze: ‘Leids emeritus hoogleraar Paul Cliteur zat ook in de uitzending en greep niet in toen Blommestijn deze uitspraken deed. Dat vind ik verbazingwekkend, maar ik kan niet veel meer doen dan mijn afschuw uitspreken.’

Dat geldt al helemaal als iemand niet meer in dienst is van de universiteit: ‘Met medewerkers kunnen we nog een stevig gesprek voeren.’

Proefschrift intrekken

Toch hebben sommige twitteraars nog ideeën. De populairste suggestie aan beide kanten van het politieke spectrum is het intrekken van het proefschrift. Het idee: gepromoveerde wetenschappers hebben de taak zich als zodanig te gedragen, en zijn daarom de doctorstitel onwaardig als zij zich onwenselijk uiten of desinformatie verspreiden.

Sommigen wijzen op de eed die promovendi op sommige universiteiten moeten afleggen. In Utrecht beloven ze bijvoorbeeld ‘eerlijkheid en betrouwbaarheid, zorgvuldigheid en controleerbaarheid, onafhankelijkheid, onpartijdigheid en verantwoordelijkheid’.

Leiden heeft niet zo’n eed. ‘Tijdens de verdediging wordt men wel opgeroepen om de verplichtingen van de doctorsgraad jegens wetenschap en samenleving te respecteren, maar de promovendus legt geen gelofte af’, meldt universiteitswoordvoerder Caroline van Overbeeke. Promovendi volgen daarnaast cursussen, en moeten aan het begin van het traject een verklaring ondertekenen waarin wordt verwezen naar de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit.

Maar wellicht komt daar nog iets bij: ‘Het college van bestuur kijkt naar aanleiding van de discussie in (social) media over dit onderwerp nader naar dit beleid en beziet de komende tijd of er wellicht een aanvulling nodig is tijdens de promotieplechtigheid of daarbuiten.’

'Het is aan de instellingen om hier goed debat over te voeren, niet aan de overheid'

Eed of geen eed, in de Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) staat niets over het intrekken van doctorstitels. ‘Dat kan dus gewoon niet’, zegt hoogleraar onderwijsrecht Pieter Huisman, die is verbonden aan Tilburg University. ‘In sommige beroepsgroepen, zoals bij advocaten, kan je geschrapt worden uit het register als je niet genoeg vlieguren maakt. Maar een titel is een titel.’

In het promotiereglement staat dat een proefschrift achteraf ingetrokken kan worden bij fraude. ‘Maar niet vanwege een controversiële mening’, aldus Huisman.

Sancties

Wetenschappers hebben namelijk academische vrijheid, en mogen dus naar believen discussiëren. Het is een term waarmee naar hartelust wordt geschermd, maar die geen wettelijke definitie heeft. Het staat niet in de grondwet, alleen kort in artikel 1.6 van de WHW: ‘Aan de instellingen wordt de academische vrijheid in acht genomen.’

‘Het is eigenlijk een specificatie van de vrijheid van meningsuiting’, zegt Huisman. ‘Dat is de wettelijke basis. Je moet het breed zien, misschien zelfs nog een tikje breder dan vrijheid van meningsuiting.’ Er wordt zwaar aan getild. ‘Het Europese Hof heeft ook gezegd dat wetenschappers een maatschappelijke functie hebben en meningen moeten kunnen uitwisselen.’

Beperkingen zijn er ook. Er is een bepaling opgenomen die gaat over ‘maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef’, zegt hij. ‘Dat gaat vooral over dat uitspraken niet discriminatoir mogen zijn.’

Als dat wel zo is, dan kunnen er sancties volgen. In het zwaarste geval kan de overheid de accreditatie van een instelling afnemen, zoals bijna gebeurde bij de Rotterdamse Islamic University of Applied Sciences in 2019. De rector had discriminerende uitspraken gedaan op de Turkse televisie, en na onderzoek dreigde toenmalig onderwijsminister Jet Bussemaker de accreditatie in te trekken als er geen afstand van werd genomen. Dat deed de instelling, zij het schoorvoetend.

Voor zo’n repercussie ‘moet wel veel gebeuren’, zegt Huisman. ‘Dan moet het voortvloeien uit aanzetten tot geweld.’

Verder is academische vrijheid heel breed, en in te vullen door de academische wereld zelf. ‘In de wet staat niet wat het is. Je ziet ook in antwoorden op Kamervragen, over bijvoorbeeld de aanwezigheid van woke, dat de minister zegt dat het aan de instellingen is om hier goed debat over te voeren en beperkingen te stellen. Niet aan de overheid.’

Aanscherpen

Universiteitsbesturen hebben dus wel invloed op dat debat. Er wordt dan ook continu over gesproken en geëvalueerd, en de uitkomsten worden vastgelegd in gedragscodes. In een zeldzaam mediaoptreden na de Ongehoord Nederland-uitzending stelde Rechtendecaan Joanne van der Leun dat die wellicht ‘aangescherpt’ kunnen worden – wat prompt leidde tot verontwaardigde Twitterreacties en beschuldigingen van censuur.

Hoewel wetenschappers zich aan de gedragscodes moeten houden, zijn ze ook personen voor wie de vrijheid van meningsuiting geldt. En dus hebben ze net als iedereen recht op een politieke lievelingspartij of om gênante dingen op sociale media te posten.

'Laat alle dingen maar in openbaarheid besproken en weerlegd worden'

De huidige codes zeggen weinig over publieke optredens. ‘Wees eerlijk in publieke communicatie en helder over de beperkingen van het onderzoek en van de eigen expertise’, staat in punt 53 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit. En in punt 54: ‘Wees bij deelname aan het publieke debat open en eerlijk over de rol waarin die deelname plaatsvindt en over de aard en status van die deelname.’

Academici moeten zélf aangeven in welke hoedanigheid ze twitteren, schreef de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) vorig jaar in een rapport: ‘In het publieke debat hebben zij zelf de verantwoordelijkheid om hun meningen als wetenschapper en als burger uit elkaar te houden en de aard van hun inbreng zorgvuldig te duiden.’

En: ‘Zodra wetenschappers zich uitspreken over onderwerpen buiten hun vakgebied, hebben zij net als andere burgers vrijheid van meningsuiting, maar kunnen zij zich niet beroepen op academische vrijheid.’

In de praktijk is dat onderscheid niet altijd duidelijk. En zelfs binnen de gedragscode zijn er grijze gebieden. Er staat niets over populairwetenschappelijk werk, bijvoorbeeld, of over opiniestukken in kranten. Gelden daar dezelfde wetenschappelijke normen?

In een recente casus stelt het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI) bijvoorbeeld dat de gedragscode niet te snel moet worden ingezet bij publieke optredens, omdat wetenschappers ook vrijheid van meningsuiting hebben, en niet te snel afgeschrikt moeten worden zich te mengen in maatschappelijk debat. Ook dat weegt mee.

Huisman: ‘De vraag is, doe je je werk als wetenschapper goed? Als iemand daarover twijfelt kan je iemand aanspreken op de gedragscode. Dat is een discussie onder wetenschappers. Je moet voorzichtig zijn met te veel beperkingen stellen. Een rechter van het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten zei eens: sunlight is the best disinfectant. Laat alle dingen maar in openbaarheid besproken en weerlegd worden. Dat lijkt me effectiever dan alles juridisch beperken. Voor echte grenzen, zoals aanzetten van geweld, bestaan al juridische instrumenten.’