Achtergrond
Gaan we dit teruggeven?
Volkenkundige musea gaan zelf roofkunst zoeken in hun collecties. Maar hoe geef je die stukken terug? En aan wie? Vier à vijf procent van alle museumcollecties bestaat uit roofkunst, schat Pieter ter Keurs. Het zijn percentages waar hij niet wakker van ligt, zegt het afdelingshoofd Collecties van het Rijksmuseum van Oudheden. ‘Maar we moeten niet ontkennen dat er inderdaad dingen zijn geroofd. Daar moeten we open over zijn en die informatie moeten we delen.’
donderdag 14 maart 2019
Bronzen beeld (Museum Volkenkunde Leiden) en een ivoren masker uit Benin (Metropolitan Museum of Art, New York).

De discussie over roofkunst is in volle gang. Niet langer wordt de term uitsluitend gebruikt voor door nazi’s geroofde schilderijen; nu gaat het vooral over archeologische vondsten, menselijke resten en kunstvoorwerpen uit vroegere koloniën. Museum Volkenkunde kwam vorige week, samen met andere musea, met nieuwe richtlijnen. De belofte: koloniale kunst zal ‘ruimhartig’ worden teruggegeven aan het land van herkomst.

Volkenkunde was niet bereikbaar voor commentaar. Maar eerder verklaarde directeur Stijn Schoonderwoerd tegen NRC dat het museum claims niet passief wil afwachten, maar actief op zoek gaat naar roofkunst in de eigen collectie. ‘We weten dat een deel van onze collectie is verworven in de koloniale periode, een periode van grote machtsverschillen en onrecht.’

Taboe doorbroken

‘Er gaat een sterk signaal van uit’, zegt Evelien Campfens, van het Grotius Centre for International Legal Studies over de nieuwe richtlijnen. Ze doet promotieonderzoek naar roofkunst. ‘De musea geven aan: “Wij staan open voor claims ”, dat is op zich mooi. Maar het wordt gepresenteerd als een soort wereldprimeur, en dat is het niet. Het was altijd al mogelijk om claims in te dienen.’ Ter Keurs stelt dat de discussie over roofkunst al veel langer speelt. ‘Al in 1978 heeft Nederland dingen teruggegeven aan Indonesië. Maar in de berichtgeving komt dat niet terug.’

Het enige nieuwe aan de richtlijnen van Volkenkunde, is dat ze nu daadwerkelijk zijn opgeschreven, zegt Ter Keurs. ‘De kern is: als er een claim komt, dan moeten we die serieus nemen. Ik denk dat de meeste musea deze richtlijnen al volgen, wij ook. Ze hopen nu alleen dat het landelijk gaat gelden, en dat zou goed zijn.’

Toch is er de afgelopen jaren zeker wat veranderd. Campfens: ‘In 2017 heeft de Franse president Macron de boel op zijn kop gezet. Hij heeft echt een taboe doorbroken door te zeggen dat hij objecten uit voormalige Afrikaanse koloniën wil teruggeven. De beslissing tot teruggave van kunstschatten uit Dahomey, dat nu in de Afrikaanse staat Benin ligt, was in november 2018 de eerste. Twee jaar daarvoor was die claim nog afgewezen omdat het om Frans kunstbezit ging. Ondanks vele oproepen van de VN gaven voormalige koloniale machten nauwelijks gehoor aan verzoeken om meegenomen kunst terug te geven. Zijn aankondiging was dus baanbrekend, en sommige Franse musea wachten in angst op wat komen gaat.’

Gênante argumentatie

De Ghanese koning Badu Bonsu II moest lang wachten op zijn begrafenis. Hij werd in 1838 door de Nederlandse bezetters opgehangen, nadat hij twee Hollandse gezanten had vermoord en hun hoofden aan touwtjes aan zijn troon liet bungelen. Na zijn executie werd zijn eigen hoofd chirurgisch verwijderd en meegenomen naar Nederland. Het werd op sterk water gezet en belandde in het Anatomisch Museum van het Leids Universitair Medisch Centrum, waar schrijver Arthur Japin het –tijdens research voor een roman – ontdekte. In 2009 werd het, op verzoek van de Ghanese koning, teruggegeven.

 ‘De kwestie was bijzonder’, zegt Campfens. ‘Voor mij als jurist vooral omdat Ronald Plasterk, toen minister, als argumentatie gaf dat het hoofd terug kon omdat het niet van bijzonder cultuurhistorisch belang was voor Nederland. Dat is inderdaad het criterium volgens de Nederlandse wet.’

‘Gênant’, noemt ze die argumentatie. ‘Dat criterium zou moeten veranderen. Menselijke resten in musea, ooit verzameld in de koloniale periode, vormen een urgente categorie, eentje met een rode vlag.’

Menselijke resten liggen ook in natuurhistorische musea. Neem het schedelkapje van onze verre voorvader homo erectus. Dat is een topstuk van Naturalis, en afkomstig uit voormalig Nederlands-Indië. Kan Indonesië dat claimen?

Dat zou kunnen, zegt Campfens, maar succes hangt af van de vraag hoe het hier is beland. ‘Er is een aantal categorieën waarvoor juridische argumenten bestaan om die terug te geven, als de wens daar is. Dan gaat het om als oorlogsbuit meegenomen objecten, en om onvrijwillig verloren cultuurobjecten van inheemse volkeren, met name als deze van ceremonieel belang zijn. Voor menselijke resten gelden speciale regels. In Duitsland speelt bijvoorbeeld ook een zaak waarbij het gaat om een collectie schedels uit koloniaal Afrika, als studieobject meegenomen in de tijd van de rassenleer. Ga er maar aan staan om uit te zoeken waar die precies vandaan komen. Maar dat moet uiteraard wel, zodat ze op een respectvolle manier kunnen worden gerepatrieerd.’

‘In theorie kan alles’, zegt John de Vos, die veertig jaar conservator was van de betreffende Dubois-collectie in Naturalis, en nu met pensioen is, op de vraag of Indonesië een claim zou hebben op het stukje schedel. Het kwam in ieder geval niet ter sprake, zegt hij. ‘Ik had een counterpart in Indonesië en veel hoge contacten bij instellingen en universiteiten, maar het is nooit een punt van discussie geweest.’

Eind negentiende eeuw stuurde Nederlandse paleontoloog Eugène Dubois het stukje schedel, samen met andere archeologische vondsten, naar Nederland. Van roof was geen sprake, zegt De Vos: ‘Hij werkte met lokale bevolking, dat wel. Dat doen we nu ook, als we opgravingen doen op de Filippijnen, of op Flores.’

'Belazerd'

‘Ik zal eerlijk zijn: het is daar bloedheet. En ik ben niet sterk genoeg om de hele dag te graven met een graafstok. En de boeren uit de omgeving doen dat wel, en die geef je dan een kleine vergoeding. Nou, en over vijftig jaar zullen ze dan zeggen: ze hebben me belazerd.’

Andere hete hangijzers zijn Maori-hoofden en bronzen beelden uit Benin, beide in Volkenkunde. De getatoeëerde Maori-schedels worden geclaimd door Nieuw-Zeeland. Campfens: ‘Die overheid gaat de wereld rond om stukken terug te vragen voor haar inheemse bevolking. Voor de Maori is het heiligschennis dat een huid van een voorouder in een museum wordt tentoongesteld.’

De Britten hebben eind negentiende eeuw een paleis geplunderd in Benin - het koninkrijk, in Nigeria, niet de Afrikaanse staat. ‘Dat stond vol met sculpturen van brons en ivoor', legt Campfens uit.  'Daarvan is vrijwel niets meer ter plekke. Een aantal van de objecten staat in Volkenkunde. De Nigerianen claimen de beelden al decennia, en daar is sinds een tijd een dialoog over met een aantal Europese musea. November vorig jaar werd door de Europese musea een langdurig bruikleen toegezegd aan Nigeria, maar die willen eigenlijk teruggave. Ik ben benieuwd of deze nieuwe richtlijn betekent dat de bronzen beelden uit Leiden dan ook daadwerkelijk snel teruggaan. Daar lijkt me veel voor te zeggen.’

Het RMO krijgt zelden claims van landen, zegt Ter Keurs: ‘Wat hier ligt, is verzameld in de vroege negentiende eeuw. Toen was de regelgeving heel anders. Onze vroege collecties zijn boven elke twijfel verheven. Die zijn met vergunning van de lokale autoriteiten verzameld.’

'Teruggeven is juist koloniaal'

En áls een museum dat iets wil teruggeven, is het nog best lastig om te bepalen wie de rechthebbende eigenaar is, zegt Campfens. ‘Neem het Benin-brons. Is dat van de staat Nigeria, of is dat het Benin-volk, vertegenwoordigd door hun koning, de oba?’

Ook hebben nationale overheden niet altijd het beste voor met hun inheemse stammen. Als een centrale overheid een belangrijk ceremonieel stuk terugkrijgt, maar op gespannen voet staat met het volk in kwestie, is het maar de vraag of het echt bij de juiste mensen terechtkomt. ‘Als je je in dit soort zaken richt op de staten, dan haal je mogelijk het recht van inheemse volkeren onderuit,' zegt Campfens. 'Hun belangen zijn niet altijd gewaarborgd bij teruggave aan een centrale overheid, vandaar dat de VN-verklaring juist inheemse volkeren zelf het recht toekent, niet de staat waar ze gevestigd zijn. Als het hierop zou vastlopen, zou dat heel jammer zijn.’

De musea die het brons in bezit hebben, stellen daarnaast ook de vraag of Nigeria wel veilig genoeg is om zulke waardevolle objecten terug te geven, en of de kwaliteit van de musea wel voldoet. ‘November vorig jaar werd door de Europese musea een langdurig bruikleen toegezegd aan Nigeria, maar die willen eigenlijk teruggave,’ aldus Campfens.

Ter Keurs stelt dat teruggave niet altijd een goed idee is. ‘In de internationale regelgeving wordt altijd gesproken over de nationale staten die dingen kunnen terug claimen. Zodra je een voorwerp aan een land teruggeeft, komt dat bijvoorbeeld in hun nationaal museum te liggen. Maar vaak zijn die spullen oorspronkelijk helemaal geen eigendom van het land, maar van bijvoorbeeld een lokale sultan of lokale familie. Als je die voorwerpen teruggeeft, maak je dus een politiek statement.

‘Als we nu als beleid gaan voeren dat we proactief dingen gaan teruggeven, ben je eigenlijk op een neokoloniale manier bezig, want dan zeggen wij weer wat er moet gebeuren. Overigens ben ik in principe niet tegen teruggave, maar let wel op wat je doet. Sinds de negentiende eeuw denken we in het kader van nationale staten, waarop het hele juridisch kader is gebaseerd. Het is de vraag of dat toereikend is.’

De minister bepaalt

De musea hebben een adviserende rol: uiteindelijk beslist de minister van Cultuur of het object in kwestie ook echt teruggaat naar land van herkomst. ‘Het ministerie is volledig op de hoogte van onze aanpak’, aldus Schoonderwoerd in NRC. ‘Maar de minister behoudt zich het recht voor om een eigen afweging te maken. Het zou wel jammer zijn als adviezen niet worden gevolgd, want dan valt de bodem wel een beetje uit de regeling. Overigens verwacht ik dat onze aanpak over een paar jaar kan bijdragen aan het ontstaan van nationaal beleid.

Door Vincent Bongers, Anoushka Kloosterman en Sebastiaan van Loosbroek