Al langer was Isabel Hoving (63) bezig met de onderwerpen interculturaliteit, gender en seksualiteit. Niet in de praktijk weliswaar, maar in haar literatuur- en cultuurwetenschappelijk onderzoek. Toen er een vacature voor diversity officer beschikbaar kwam, zag Hoving haar kans schoon om er in de praktijk mee aan de slag te gaan. ‘Beleid maken is makkelijk, maar om dat in de praktijk te brengen… then you’re talking.’
Van 2014 tot 2019 heeft Hoving zich voor de Universiteit Leiden ingezet om de thema’s diversiteit en inclusiviteit op de kaart te zetten. Daar is ze aardig in geslaagd, vindt ze, maar tegelijkertijd was het geen makkelijke opgave. ‘Als diversity officer heb je beperkte macht. Je kunt niet in je eentje verandering bewerkstelligen in een organisatie waar 30.000 mensen rondlopen. Dat was soms heel frustrerend.’
Een visitatiecommissie oordeelde onlangs dat ‘het beleid stevig op de kaart staat’, maar dat het ‘eigenaarschap nog te veel bij het diversity office zelf ligt en nog te weinig bij de faculteiten, instituten en opleidingen’. Dit ‘gebrek aan bestuurlijke dekking en doorzettingsmacht maakt het moeilijk om duurzame veranderingen teweeg te brengen’, rapporteerde de commissie.
Hoving is het daarmee eens. ‘Er wordt vanuit de faculteiten en instituten te veel naar ons gekeken; er heerst handelingsverlegenheid en ze weten niet precies wat ze moeten doen. Dan glipt het onderwerp van de agenda.’ Hoewel ze merkt dat de meeste mensen achter het idee van diversiteit en inclusiviteit staan, heeft dat niet tot gevolg dat dingen snel veranderen. ‘De universiteit is als een olietanker. Als je die naar links stuurt, duurt het een hele tijd voordat het zover is. Een cultuurverandering op gang brengen gaat traag, diversiteitsbeleid is iets van de lange adem. Pas na tien, vijftien jaar begin je resultaat te zien.’
Zo klagen studenten met een functiebeperking al jaren over slecht toegankelijke gebouwen en niet-functionerende liften. ‘De procedures om dat te veranderen zijn ingewikkeld’, zegt Hoving. ‘Dat zou ik graag anders zien. Bij vastgoed is de welwillendheid er zeker. Maar als er niemand is die er voortdurend op timmert, zakt het snel in. Al hoeft het niet altijd zo moeilijk te gaan. Collega’s hebben bijvoorbeeld in twee dagen tijd genderneutrale wc’s in de kantine van de Van Wijkplaats gerealiseerd.’
Hoving koos de afgelopen jaren voor een ‘totaalaanpak’, waarbij ze zich richtte op gender, etnische en seksuele diversiteit en functiebeperkingen. ‘Wat betreft gendergelijkheid onder hoogleraren aan deze universiteit kruipen we naar de 30 procent vrouwen. We zitten in de lift, maar we zijn er nog niet. Een reële verdeling is iets tussen de 40 en 60 procent.’
Ook is Hoving erg tevreden over de trainingen die haar collega’s aan de universiteit hebben gegeven. ‘Dat heeft de discussie heel erg op gang gebracht.’ En graag wijst ze op de belangennetwerken die de afgelopen jaren zijn opgericht, zoals vrouwennetwerk Sophia en het LGBT+-netwerk. ‘Daar ben ik heel trots op; die netwerken hebben ook korte lijntjes met het college van bestuur en komen echt op voor de belangen van de minderheidsgroepen.’ Er zijn ook al nieuwe initiatieven in ontwikkeling voor internationale medewerkers en werknemers met een migratieachtergrond.
En dat is nog niet alles. Nadat deze universiteit de eerste diversity officer van alle Nederlandse universiteiten kreeg, volgden al gauw andere universiteiten. ‘Inmiddels hebben ze allemaal wel een diversiteitsbeleid’, zegt Hoving. Dat zorgde ervoor dat er een landelijk netwerk van diversity officers kon worden opgericht. ‘Dat is heel belangrijk: we kunnen veel van elkaar leren.’
Na vijf jaar vindt Hoving het mooi geweest. ‘Het was een heel zware functie naast mijn werk als onderzoeker en docent bij literatuurwetenschap. Wat me begon op te breken was dat er geen tijd was voor bezinning. Nu mijn tweede termijn is afgelopen heb ik zelf gekozen ermee te stoppen. Ik wil nu alle kennis laten bezinken en die proberen door te geven aan mijn opvolger.’