Achtergrond
Dan maar college in de slaapzaal
In 2011 kwam er in Libië een einde aan de dictatuur van Moeammar al-Khaddafi. Het land is echter beschadigd en de bevolking verdeeld. Jurist Suliman Ibrahim komt uit de zwaar getroffen stad Benghazi en helpt vanuit Leiden mee aan de wederopbouw.
donderdag 14 februari 2019
Studenten van de Universiteit van Benghazi vieren dat ze zijn afgestudeerd. Het universiteitsgebouw op de achtergrond is vernield tijdens de burgeroorlog. © Abdullah Doma/AFP/ANP

Door Vincent Bongers ‘In Benghazi is het nu redelijk stabiel. Een groot deel van de stad, waar in februari 2011 de protesten tegen het bewind van Khaddafi begonnen, ligt echter in puin. Ook de universiteit heeft flink te lijden gehad.’

De Libische jurist Suliman Ibrahim is zowel verbonden aan het Leidse Van Vollenhoven Instituut als aan de Universiteit van Benghazi. ‘Ik was er een maand geleden nog. De derde verdieping van rechtenfaculteit is bijvoorbeeld niet te gebruiken, maar er zijn ook hele gebouwen gesneuveld. Men doet alles om de colleges door te laten gaan. Zo worden slaapvertrekken voor studenten gebruikt als collegezaal.’

Het leven is er dus best moeilijk. ‘Maar we houden hoop. Als academicus doe ik mijn best om een bijdrage te leveren aan de wederopbouw. Duizenden mensen hebben geen huis meer en zijn opgevangen door familie en vrienden in Benghazi of in andere plekken in het land. Twee weken verblijven bij mensen in de bergen, kun je nog als een vakantie zien. Maar na acht maanden wordt zoiets toch wel problematisch. Ik heb geluk gehad dat mijn familie er redelijk ongeschonden uitgekomen is. Zij woonden in een gebied dat nauwelijks is beschadigd. Maar ik heb ook familieleden die buiten Benghazi wonen. In de plaats Benina, waar het vliegveld van Benghazi is, werd fel gevochten en ze moesten op de vlucht. Zij hebben maanden in een school verbleven.’

Ibrahim doet samen met Leidse en Libische wetenschappers onderzoek naar de wetgeving, rechtsspraak en de nationale identiteit van zijn land. Vanavond geeft hij er samen met collega Nienke van Heek een lezing over in het Lipsius.

Met de moord op Moeammar al-Khaddafi op 20 oktober 2011 kwam er een einde van een dictatuur die 42 jaar had geduurd. ‘Toen de protesten in het begin van dat jaar net waren begonnen, vroeg Khaddafi aan de demonstranten: “Wie zijn jullie?” Op zich bleek dat best een valide vraag. Gedurende zijn dictatuur was Khaddafi namelijk heel erg gericht op Arabisch nationalisme.

'Er zijn allerlei minderheden in het land, bijvoorbeeld stammen en volken als de Imazighen, Toeareg en Toeboe, die dat nationalisme als discriminerend ervaren. Wij onderzoeken hoe overheidsinstanties en de wetgever met deze problematiek omgaat. Deze minderheden eisen bijvoorbeeld dat hun taal dezelfde officiële status krijgen als het Arabisch.’

Die bevolkingsgroepen vinden het verwijzen naar Libië als Arabische staat dan ook problematisch, zegt Ibrahim. ‘Hun bezwaren hebben wel degelijk hun weerklank gehad in beleid, blijkt uit ons onderzoek. Sinds 2011 wordt het land in officiële documenten ook niet meer als zodanig omschreven. Wij vonden opvallend dat er geen bezwaren waren tegen deze stap, terwijl het pan-Arabisch denken toch decennia lang is aangewakkerd door de dictatuur.’

Wat betreft taal is er nog wel wat te winnen. ‘Arabisch is nog steeds de enige officiële taal in het land, al mogen bijvoorbeeld de Imazighen wel in hun eigen taal lesgeven in de gebieden waar zij leven.’

Het gaat nog een hele toer worden om Libië weer op de been te krijgen. ‘Mijn land is erg verdeeld. In 2012 waren er heel succesvolle verkiezingen. Iedereen was toen heel optimistisch. We konden eindelijk stemmen. Bij het stemlokaal werden snoepjes uitgedeeld en drankjes ingeschonken.’

Ibrahim: ‘Het land raakte echter verdeeld en heeft nu eigenlijk twee regeringen: het Islamistische Nieuw Algemeen Nationaal Congres in Tripoli en het parlement in Tobroek dat wordt gesteund door het Libische nationale leger. Die twee zijn in een gewapende strijd met elkaar verwikkeld. De internationale gemeenschap probeert heel hard die twee partijen samen te brengen. Om een oplossing te vinden moeten we naar de bron van de oorzaak van die verdeeldheid. Daarom doen we dit onderzoek dan ook.’

Is de rol van de Khaddafi-clan uitgespeeld? ‘Dat is twijfelachtig. Een van de zonen van de dictator, Saif, zou mee willen doen aan de verkiezingen later dit jaar. Saif al-Khaddafi kreeg bij verstek de doodstraf opgelegd van de rechtbank in Tripoli in 2015, en het Internationaal Strafhof vaardigde een arrestatiebevel tegen hem uit.’

Toch is het mogelijk dat hij weer een rol van betekenis krijgt.

‘Tijdens het bewind van Khaddafi zijn bepaalde stammen voorgetrokken die nu hun macht grotendeels kwijt zijn. Die willen ze natuurlijk maar al te graag terug, dat kan wellicht met Saif. Verder zijn er ook wel mensen die vinden dat het nu zo beroerd gaat dat ze haast terugverlangen naar Khaddafi: “Zo slecht was die tijd niet,” is hun idee.’

Suliman Ibrahim Nienke van Heek, National Identity in Post Gaddafi Libya.

Lipsius (zaal 1.48)

donderdag 14 februari, 17:15 uur