Wetenschap
Obsessief - Geheugencellen - Pergamijn
donderdag 31 januari 2019

Obsessief

Er zijn meerdere psychiatrische stoornissen waarbij een verband is met lichaamsgewicht. Anorexia nervosa zie je per definitie bij dunne mensen. Dankzij vicieuze cirkels waarbij mensen ongelukkiger worden van dik zijn en/of meer eten en drinken als ze ongelukkig zijn, zijn depressieve mensen vaker dik.

In het Journal of Affective Disorders beschrijft een internationaal team van onderzoekers, met Leidenaars Brenda Penninx en Erik Giltay aan boord, een studie die ook zo’n verband vindt. In dit geval met de obsessief-compulsieve stoornis (OCD), wat vroeger een ‘dwangneurose’ heette. Dat is een angststoornis waarbij de patiënt dwangmatig bepaalde handelingen uit moet voeren, zoals controleren of de deur wel écht op slot zit.

Mensen met OCD (maar zonder depressie) hebben bovengemiddeld vaak een gezond gewicht: ze zijn half zo vaak te dik als de controlegroep. Ze roken trouwens ook minder vaak, dus ze zijn niet dunner omdat ze obsessief-compulsief al hun eetlust wegstoken met zware shag. De auteurs speculeren dat die twee gegevens zelfs wat met elkaar te maken kunnen hebben, dat de dwangneurose van invloed is op hoe goed de beloningsmechanismen in de hersenen werken.

Geheugencellen

Nog voordat een kindje geboren is, is het immuunsysteem zich al aan het voorbereiden op de boze buitenwereld. LUMC-promovendi Na Li en Vincent van Unen zijn hoofdauteurs van een artikel in Nature Immunology dat de aanwezigheid van zogeheten geheugen-T-cellen in het darmweefsel van foetussen beschrijft.

Die cellen zijn een specifiek soort witte bloedcellen dat ontstaat nadat je bent blootgesteld aan een potentiële ziekmaker, zoals een bacterie of een virus. Als je voor het eerst zo’n binnendringer tegenkomt, duurt het een paar dagen voor je immuunsysteem er echt goed mee overweg kan. Het lichaam houdt dan een paar cellen achter de hand die snel in actie kunnen komen als de boosdoener nog een keer opduikt, als een ervaren vampierjager die flesjes heilig water onder handbereik houdt.

Lang voordat de foetus een baby is, zitten er al van zulke vampierjagers in hun darmen: volledig volgroeide geheugencellen, die ook echt immuunsysteem-regulerende stofjes afscheiden. Dan moeten er dus ook vampieren zijn geweest. Of stukjes daarvan: de onderzoekers vermoeden dat het vruchtwater bacteriële stoffen bevat, waardoor de foetus prenataal gevaccineerd wordt voor de bacteriën die straks staan te wachten.

Pergamijn

Vlinderverzamelaars vouwen hun vangsten meestal in een papieren driehoekje. Eenmaal thuis, als je tijd hebt, stop je ze dan met de vleugels gespreid in een mooie doos. Mooie traditie, behalve dan dat als je dit op de schaal van een compleet museum doet, het niet meer werkt. Naturalis heeft ongeveer een half miljoen vlinders in de collectie, waarvan er zo’n 200.000 nog in hun originele driehoekje zitten. Je hebt veel te weinig tijd. Opgeprikte vlinders in mooie dozen kosten bovendien zeven keer zoveel ruimte, en die heb je ook al niet.

In vlindervakblad Nota lepidopterologica beschrijven onderzoekers van het Leidse museum een andere manier om met vlinders om te gaan. Je maakt van de tijdelijke oplossing gewoon de permanente: voortaan zijn de driehoekjes de norm.

Beter dan gewoon papier is pergamijn, dat spul dat tussen de bladen van ouderwetse fotoalbums zit: het is een beetje doorzichtig, en vooral zuur- en chloorvrij. Het is goedkoop en je hebt geen training nodig om ermee om te gaan. Als je dan toch de vlinders van de ene naar de andere envelop verhuist, kan je meteen je collectie digitaliseren. Uiteraard moet er nog wel een vlinder-expert meekijken of de juiste naam op de nieuwe envelopjes komt te staan.

De oude envelopjes hebben vaak historische waarde: het zijn bijvoorbeeld stukken van oude Nederlands-Indische kranten. Daarvan bewaart Naturalis ook een gedeelte: je bent een museum of je bent het niet.