Achtergrond
Wij waren het Kwaad
In het boek Raadselvader onderzoekt Jolande Withuis (69) het turbulente verleden van haar communistische vader. Haar biografie uit 2016 van koningin Juliana deed veel stof opwaaien. Vrijdag geeft ze de Huizingalezing.
donderdag 6 december 2018
'Ik ben niet op aarde om alles wat ik tegenkom als een soort roddeltante te onthullen.’ © Keke Keukelaar

Waarom trekt het schrijven van biografieën u zo?

‘In dat het genre kan ik mijn diverse soorten belangstelling het best combineren: je moet historisch speuren; je puzzelt op iemands individuele psychologie, en je tracht te begrijpen hoe die persoon zich verhield tot grotere sociale ontwikkelingen. Het is ook een soort wereldreis. Ik moest me voor de biografieën van verzetsstrijder Pim Boellaard en koningin Juliana  inleven in mij compleet vreemde milieus met specifieke waarden, rituelen en gebruiken.’

Wat zijn de valkuilen? 

‘Grotendeels dezelfde als bij elk historisch-sociologisch onderzoek: automatische aannamen en onterechte causaliteiten. Je moet je bewust zijn van je eigen vooringenomenheden, blinde vlekken en allerlei kennislacunes. Ik heb bij al mijn boeken kritische leescommissies ingesteld om mij voor dergelijke fouten te behoeden. Of dat is gelukt, mogen de lezers beoordelen.’

Heeft u tijdens dat onderzoek vaak ‘Eureka-momenten’ gehad?

‘O ja, een vrolijkmakende vondst las ik in een brief van Juliana uit 1958 aan Marie Anne Tellegen, de directeur van haar kabinet: “Zeg, we krijgen misschien nog een fijn feministisch bokspartijtje.” Dat ging over Juliana’s inspanning een tweede vrouwelijke burgemeester benoemd te krijgen. Haar plan mislukte. De commissaris van de koningin zette op Juliana’s aansporing een vrouw bovenaan de voordracht, maar de minister benoemde toch weer een man.

‘Een schok was toen ik in de papieren van verzetsman Pim Boellaard ontdekte dat een medegevangene in Natzweiler, een concentratiekamp met een zeer hoge sterfte, ’s nachts het brood had gestolen van een andere gevangene. Dat kon diens dood betekenen. “Brooddieven” werden door hun medegevangenen meestal zwaar gestraft. Ik heb het gelukkig niet openbaar hoeven maken. De dader was al dood. Boellaard en de andere overlevenden hadden het na de oorlog ook voor zich gehouden. 

‘Je weegt af wat je wel of niet moet publiceren. Dit diende echter geen enkel doel. Je zou het leven van nabestaanden verzieken, zonder dat het iets toevoegt aan de biografie. Ik ben niet op aarde om alles wat ik tegenkom als een soort roddeltante te onthullen. Soms moet je wel zaken openbaar maken die betrokkenen liever stilhouden, zoals de buitenechtelijke affaire in Boellaards eerste huwelijksjaren. Zijn zoon zat in de leescommissie en wilde de affaire niet in het boek hebben. Ik begreep hem wel, maar ik kon niet anders. Het moest erin omdat Boellaard er in zijn gevangenisbrieven aan zijn vrouw op terug kwam. Hij schreef haar hoe blij hij was dat ze dit te boven waren gekomen en hoezeer de overtuiging dat ze in hun leven op de goede weg waren hem hielp zijn doodsangst de baas te blijven. Toen heb ik volgehouden. Het zou niet integer zijn, en een smet op het boek, als het er niet in zou staan. De zoon heeft zich hier uiteindelijk bij neergelegd.’

Zorgde schrijven over het koningshuis voor extra complicaties?

Er zijn voor mijn boek over Juliana zeker obstakels opgeworpen. Ik kreeg geen toegang tot het Koninklijk Huis-archief en vanuit het koningshuis is mensen gevraagd mij hun Juliana-materiaal niet te tonen. Daar hebben de meesten zich gelukkig niets van aan getrokken. 

‘Je merkte soms wel angst om iets verkeerds te zeggen. Ik had een afspraak met een oude hofdame die van kinds af aan bevriend was met Juliana. Toen belde haar zoon: “Stel je voor dat mijn moeder iets zegt wat niet goed valt. Dan valt ze wellicht nog uit de gratie. Het gaat niet door.”

‘Toch heb ik veel mensen juist wel kunnen spreken. Zij vonden het fijn dat er eindelijk een echte biografie over Juliana werd geschreven. “Het ging steeds maar over die Bernhard”, hoorde ik dan. En: “De Leidse hoogleraar Cees Fasseur was in zijn biografie toch wel erg vriendelijk voor Bernhard geweest.”’

U schetst een beeld van prins Bernhard als seksueel roofdier die ook nog eens zijn echtgenote kleineerde. Kreeg u daar negatieve reacties op? 

‘Negatieve weinig, positieve overdonderend veel. In de eerste weken kwamen er wel bozige vragen, altijd van mannen trouwens. Maar toen baseerde men zich nog op stukken in de pers. In mijn boek is Bernhards wangedrag een heel klein stukje; het gaat echt over Juliana. Naarmate de tijd vorderde en men het boek ook echt had gelezen, werd er nauwelijks nog boos gereageerd. De totaalreactie van het publiek is allereerst dankbaar. Vrouwen van de oudere generaties identificeren zich met de problemen die de toenmalige, zeer arrogante houding van mannen haar opleverden.’

Uw meest recente biografie gaat over uw vader, die schaakjournalist en communist was. Waarom wilde u dit boek schrijven? 

‘De dood van mijn vader, in 2009, kwam hard aan. Hij liet me achter met veel raadsels, vandaar ook de titel Raadselvader. Daarom besloot ik onderzoek naar hem te gaan doen. Het was mijn eerste persoonlijke boek. Mijn uitgever heeft me wel af en toe een duwtje in de rug moeten geven. Ik vreesde soms dat het te larmoyant werd.’

Hoeveel invloed had het communisme op het gedrag van uw vader? En op uzelf?

‘Het was allesbepalend. Ik ben geboren in 1949. Mijn kinderjaren speelden zich af in de Koude Oorlog. Wij waren Het Kwaad, de absolute vijand. Wie denkt dat moslims worden buitengesloten, heeft geen idee van hoe het toen was. Er was een ambtenarenverbod, dus ik leerde als kind dat ik later nooit een baan zou krijgen. Mijn vader kreeg geen paspoort. Het was normaal om communisten “ratten” te noemen. Je moet je voorstellen als je dat nu over bijvoorbeeld moslims zou zeggen. Dat is natuurlijk onvoorstelbaar. 

‘Ik ben al snel afvallige geworden. Het communisme is natuurlijk een levensbeschouwing die tot massamoord heeft geleid. Individuen en individuele emoties tellen niet. De economie bepaalt alles en de geschiedenis wordt gereduceerd tot klassenstrijd. Dat laat zich slecht verenigen met mijn feminisme.’

Hoe was het om het dossier te lezen dat de Binnenlandse Veiligheidsdienst over uw vader schreef?

‘Een deel van de nieuwe feiten dank ik daaraan. Er staat precies in wanneer mijn vader en wij, zijn gezin, op welk adres woonden, en wanneer mijn vader vertrok bij de communistische krant De Waarheid. Ik keek op van de precisie van allerlei gegevens. Er moeten hoge leden van de communistische partij informant zijn geweest. De BVD schreef net na de oorlog dat mijn vader zich wel “charmant” voordoet maar toch als “zeer gevaarlijk” moest worden beschouwd. Dat was natuurlijk onprettig. Maar die prijs moeten we betalen. Ik ben voor een superalerte geheime dienst. Als men Mohammed B. beter in de gaten had gehouden, had Theo van Gogh nog geleefd.

‘Mijn vader deed niet erg aan levenslessen maar eentje herhaalde hij vaak: “Zorg dat je in een café altijd met je gezicht naar de ingang gaat zitten en een tweede uitgang weet. Dan zie je wie er binnenkomt, kun je altijd wegkomen en kunnen ze je niet onverhoeds in je rug schieten.”’

‘Een biograaf moet harteloos kunnen zijn,’ heeft u onlangs gezegd. Kon u dat in dit geval ook zijn? 

‘Harteloos zou ik mezelf niet noemen, hard soms wel. Ik kraak harde noten over mijn vader en laat ook minder flatteuze kanten van mezelf zien. Maar als je een dergelijk boek schrijft moet het eerlijk zijn, anders heeft het geen zin. Ik ben wel blij dat het boek ondanks die harde noten door recensenten “een liefdevol portret” is genoemd. Ik heb geen afrekening willen schrijven. Er zijn passages waarover ik heb geaarzeld, maar ben gebonden aan de waarheid.

‘Ik schrijf bijvoorbeeld dat hij een volvette VVD’er expres op een klein krukje liet zitten. Dat vertelde mijn vader mij vol trots. Als hij dat echt heeft gedaan dan vind ik dat gemeen. Of was het slechts een stoer verhaal? Dat is ook erg, want dan dacht hij dat ik het wel leuk vond. Ik heb hierover echt getwijfeld, want mijn vader komt als een kinderachtige naarling over. Maar het hoort in het boek. De lezer moet weten hoe een bepaalde overtuiging werkt.’

Hoe denkt u nu over hem?

‘Ik ben nader tot hem gekomen. Als je schrijft, word je gedwongen om te kijken hoe het nu echt zit. Het is geen therapie, maar door onderzoek ontstaat toch een soort diepgang. Daardoor heb ik veel meer een afgerond beeld gekregen van mijn vader. Ik snap ook beter waarom hij communist is geworden. Ik zie hem meer als tragisch, dan als iemand die ik veel verwijt.’

Door Vincent Bongers

Jolande Withuis, Raadselvader, kind in de Koude Oorlog. De Bezige Bij. 224 pag., € 19,99

vrijdag 7 december

Pieterskerk, 19.15 u, €12,50 - €15

https://www.universiteitleiden.nl/agenda/2018/12/huizingalezing-2018