Achtergrond
Welke wet gaat voor?
Minderjarige asielzoekers worden vaak onterecht vastgezet, aldus tientallen experts die vorige week in Leiden de clash tussen immigratie- en kinderrechten bespraken. ‘Dit zijn grove schendingen.’
Anoushka Kloosterman
donderdag 29 november 2018
Protest tegen de uitzetting van de Armeense kinderen Lili en Howick in Den Haag, 6 september. © Werry Crone/Hollandse Hoogte

De Armeense Lili (12) en Howick (13) brachten Nederland in september in rep en roer. Na negen jaar tevergeefs procederen voor een verblijfsvergunning moesten de kinderen, zus en broer, terug naar Armenië. Om uitzetting te voorkomen doken ze onder. Pas na aanhoudende media-aandacht en maatschappelijke druk mochten ze van staatssecretaris Mark Harbers blijven. Een relatief happy end: hun moeder is namelijk wel teruggestuurd naar Armenië.

Regelmatig moeten kinderrechten opboksen tegen immigratiewetgeving. Bij kinderrechten draait het uiteindelijk om het belang van het kind, de best interest. Maar wat is dit precies: het koste wat kost bij de ouders houden? Of mag een kind in geen geval opdraaien voor de acties van de ouders? Moet het onafhankelijk een verblijfsvergunning kunnen krijgen, zoals Lili en Howick? Is het dan beter voor het kind als de ouders die ook krijgen, en weegt dit belang zwaarder dan de immigratiewetten?

Over deze dilemma’s discussieerden tientallen internationale experts vorige week donderdag en vrijdag, tijdens een conferentie van het Institute of Immigration Law. In een razend tempo – de sprekers hadden elk een kwartier om te presenteren – werden er hete hangijzers voorgelegd.

Geschokt

Een casus uit Luxemburg: twee kinderen, van vier en tien, waren achtergelaten in de buurt van de Luxemburgse immigratiedienst. De kinderen zaten niet in een asielprocedure, en waren niet vergezeld door een volwassene. ‘Tijdens een vergadering besefte iedereen dat er geen juridisch of praktisch raamwerk is voor dit soort zaken’, zegt René Schlechter, kinderombudsman van Luxemburg. ‘Iedereen had een goede reden om niet verantwoordelijk te zijn. Ik was geschokt.’

Het vierjarige kind werd uiteindelijk ondergebracht in een jeugdzorginstelling. Het tienjarige meisje ging naar een instelling voor alleenstaande minderjarige vluchtelingen. ‘Dat is voor oudere kinderen, en ze was daar het enige meisje.’

‘Ze was bang om te slapen’, vult Schlechters collega Susanna Greijer aan. ‘Ze zat als tienjarig meisje tussen de 14- tot 17-jarigen, en dat waren allemaal jongens. Het personeel had een kamer voor haar gemaakt in een van hun kantoren. Een van de begeleiders sliep bij haar, omdat ze bang was alleen te zijn.’

Opsluiten

In de Europese Unie zijn 31.400 alleenstaande minderjarige asielzoekers. Daarvan zitten er vijftig in Luxemburg. Het werkelijke aantal ligt waarschijnlijk twee keer zo hoog, maar niet elke asielzoeker is geregistreerd, zegt Greijer. ‘Misschien is het niet hun eindbestemming, of zijn ze bang dat als ze in Luxemburg in de procedure komen, ze nergens anders meer asiel kunnen aanvragen.’

Kinderen opsluiten mag van de Verenigde Naties alleen als uiterste maatregel. Toch komt het in de EU steeds vaker voor, zeggen de aanwezige onderzoekers. En dat is slecht voor de ontwikkeling. ‘Literatuur uit de psychiatrie bewijst de impact op psychische gezondheid’, zegt Stephen Phillips van de Finse universiteit Åbo Akademi. ‘We moeten dit samenbrengen met juridische literatuur als overtuigender argument om kinderdetentie volledig te stoppen.’

In artikel 5 staat dat een kind nooit mag worden vastgehouden vanwege de immigratiestatus van hun ouders. Phillips: ‘Dat zien sommigen als een totaal verbod, maar ik niet. Iemand zou kunnen zeggen: we houden ze ook helemaal niet vast vanwege de status van hun ouders. Er is ruimte om een kind vast te zetten. Er is gebrek aan kracht in de wet, en aan wil van de staten het te implementeren.’

Vage taal

‘Grove schendingen’, noemt Audrey Plan (College of European and International Studies of Bayonne) het vastzetten van alleenstaande minderjarigen in de EU. Het vage taalgebruik is een probleem, vindt zij ook: zo moeten kinderen ‘zo snel mogelijk’ worden vrijgelaten, of ‘zo ver als mogelijk’ speciale faciliteiten krijgen. ‘Maar hoe goed de wet ook zou zijn, de implementatie is het probleem. Er is geen officiële interpretatie vanuit de EU, dus je krijgt 27 verschillende interpretaties van elke lidstaat.’

Een ander heet hangijzer: broer- en zusrelaties. ‘Die worden in migratierecht vaak over het hoofd gezien’, zegt student Marit Buddenbaum, die de kwestie voor haar masterscriptie onderzocht. De huidige wetten gaan over de band tussen ouders en kind, zegt ze. ‘Maar de lijn tussen broers en zussen wordt nergens genoemd.’

Ze noemt als voorbeeld een zaak uit 2006: een Irakese vrouw vluchtte naar België, en haar man, zoon (11) en dochter (17) dienden een aanvraag in voor gezinshereniging vanuit Syrië. Tijdens de procedure werd de dochter 18 – meerderjarig dus. Om die reden kregen haar vader en broertje wel een visum om naar België te gaan, en moest zij achterblijven. ‘Het was duidelijk dat haar omstandigheden hetzelfde waren als die van haar broertje, en dat ze nog afhankelijk was’, zegt Buddenbaum. ‘Toch werd haar situatie als anders beoordeeld.’

Kindhuwelijken

‘Het recht op gezinshereniging gaat over ouders en kinderen, maar de broer-zusrelatie wordt ook gebroken.’ En die band is juist heel belangrijk voor de ontwikkeling. ‘Broers en zussen beïnvloeden elkaars identiteit, leren elkaar hoe je moet delen en onderhandelen. Ze zijn een bron van mentale steun in stressvolle situaties, zoals een scheiding. Of emigratie.’

Maar in het geval van kindhuwelijken wordt het perspectief van het kind vaak niet eens meegenomen, zegt Gerrie Lodder, docent en onderzoeker bij het Leidse Instituut voor Immigratierecht. In Nederland geldt sinds 2015 dat een huwelijk met een minderjarige niet wordt erkend. Zwitserland scheidde in 2015 een Afghaans koppel, dat op 14- en 18-jarige leeftijd in het huwelijk was getreden. De minderjarige bruid mocht blijven, maar de meerderjarige man werd uitgezet naar Italië. Er is geen huwelijk, dus ook geen gezinsleven, oordeelde Zwitserland.

Dat vond ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens: de twee hoefden niet als man en vrouw te worden behandeld, al sliepen ze in hetzelfde bed, en was de bruid diep ongelukkig door de scheiding. ‘Een van de rechters was het eens met het oordeel, maar niet met de gronden’, zegt Lodder. ‘Hij zei: “Dat er geen sprake is van een huwelijk, betekent niet dat er geen gezinsleven is”.’

Het beste belang van het kind is moeilijk vast te stellen, zegt ze. Maar er moet wel rekening mee gehouden worden. ‘We missen hier het perspectief van het kind. Er werd nergens gerefereerd aan het feit dat het om een kind gaat, en wat voor haar het beste is.’