‘Zo’, zegt Gerard Soeteman (82) als hij de deur van zijn huis in Rotterdam opent. ‘Je wilt het dier in zijn hol opzoeken.’ Hij grijpt het bezoek stevig beet bij de hand en sleurt het over de drempel richting de zolder van het huis. ‘Prima!’
Soeteman en regisseur Paul Verhoeven studeerden allebei in Leiden. Samen waren ze de drijvende krachten achter films als Turks Fruit (1973), Soldaat van Oranje (1977), Spetters (1980) en Zwartboek (2006). Daarnaast schreef Soeteman de scenario’s voor Max Havelaar (1976) en De Aanslag (1986) van regisseur Fons Rademakers. Die laatste film won in 1987 een Oscar.
Onlangs gaf hij een gastcollege over zijn vak, op uitnodiging van universitair docent filmwetenschappen Peter Verstraten en Maktub, de studievereniging voor film- en literatuurwetenschap. Op woensdag 12 december is er een tweede sessie gepland in het Lipsius.
Zijn Rotterdamse zolder is grotendeels gevuld met boeken over geschiedenis. Van klassiekers over de Oudheid tot werken over Amerikaanse presidenten. Meerdere planken zijn ingeruimd voor het Derde Rijk. Naast boeken over Himmler, Goebbels en Heydrich staat Mein Kampf, Eine Kritische Edition. Ook de biografie van Paul Verhoeven en diens boek over Jezus staan in de kast.
‘We zaten eindeloos tegen elkaar te zeuren over scenario’s’, vertelt hij. ‘Heel lang, tot ongeveer een jaar geleden, waren we steeds ideeën aan het pingpongen. Nu niet meer. Hij heeft een scenario van mij zo bewerkt dat ik het niet meer met hem eens was.’
Het gaat om de film Benedetta, over een non in het zeventiende-eeuwse Italië, die volgend jaar moet uitkomen. ‘Ze is lesbisch en weet met haar machinaties veel volk achter haar te krijgen. Het ging mij niet om de seksuele relaties van deze geniale vrouw maar om de politieke constellatie waarin zij zich bewoog. Als je dat element weglaat dan en alleen maar denkt: hmmm, lesbisch, wat lekker…’ Als een vies oud mannetje steekt hij zijn tong een paar keer uit zijn mond. ‘…dan serveer ik je af, dat vind ik niet acceptabel. Het staat me zo tegen wat Paul ervan wil maken.
De film moet gaan over iemand met totaal verkeerde ideeën: een Trump, Hitler of Wilders. Zwendelaars van hier tot gunder, die juist door het volk gezien worden als redder. Dat is veel interessanter dan vrouwen die aan elkaar frutselen.’
Het lijkt hem niet veel uit te maken dat de samenwerking met Verhoeven op z’n gat ligt. ‘Ik ben gewoon betaald, maar ik heb nadrukkelijk geweigerd om op de aftiteling te staan. Ik ben niet boos. Als Paul het zo wil doen, jammer dan. Je moet “nee” durven zeggen, dat heb ik ook tegen de Leidse studenten gezegd. Ik heb niets meer van Paul gehoord, maar ik sluit nooit een “wordt vervolgd” uit.’
Soeteman kwam in 1955 naar Leiden. ‘Ik wist niet wat ik wilde gaan studeren. Het werd Nederlands.’ Studentenverenigingen trokken hem niet. ‘Dat was helemaal niet bon ton. Minerva was sowieso uitgesloten: idioten allemaal, met hun tweedjasjes en rare sokken. Kroegjool is absoluut niet aan mij besteed. Ik had in die tijd overigens helemaal niet de pretentie om schrijver te worden. Ik was wel heel actief in het studententoneel en ging minstens drie keer per week naar de bioscoop.’
Het schrijven van scenario’s ontstond per ongeluk, toen hij een baan op een school misliep en vertaler werd bij de televisie. ‘Er werd gewerkt aan een jeugdserie. De schrijvers en de regisseurs kregen slaande ruzie. Toen moest ik maar gaan schrijven. Ik werd gekoppeld aan een regisseur die ik tot mijn verbazing herkende. Tijdens mijn studie zat ik in de Oude Bibliotheek vaak tegenover een zwartharige, zeer springerige jongen. Paul ontkent het, maar ik ben er zeker van dat het Verhoeven was.’
Soeteman schreef een serie over de avonturen van een ridder in de Middeleeuwen: Floris. Verhoeven voerde uit. De titelrol werd gespeeld door Rutger Hauer. ‘Hij is een stér: tsjak, rechtdoor, niet denken, gelijk slaan.’ De drie zouden nog vaak samenwerken. Onder andere aan de kaskraker Turks Fruit, naar de roman van Jan Wolkers. Soeteman had eigenlijk helemaal geen behoefte om de roman te bewerken. ‘Wolkers is een groot schrijver, maar het is niet mijn stijl. Als je met een woord iets kan duiden, dan deed Wolkers dat met drie. Maar toen gebeurde er iets heel persoonlijks: mijn vader ging dood. Turks Fruit ging niet meer over je lul op tafel leggen en dan de omtrek tekenen. De dood is heel nadrukkelijk aanwezig in het boek. Dat had ik in eerste instantie niet in de gaten. De crematie van mijn vader was de eyeopener.
‘Toen Wolkers op sterven lag, heeft hij mij nog vanuit het ziekenhuis gebeld: “Ik wil je even zeggen dat ik het zo fantastisch vind dat je zo goed hebt gezien dat het boek alleen maar over de dood gaat.” Twee dagen later overleed hij.’
Andere schrijvers bemoeiden zich nauwelijks met zijn scenario’s, zegt Soeteman. ‘Harry Mulisch heb ik nooit gesproken over De Aanslag. Die vond verder niets: take the money and run. Gerard Reve is met het geld voor De Vierde Man ogenblikkelijk naar Sri Lanka vertrokken om daar jongens in hun kont te knijpen. Erik Hazelhoff Roelfzema, de auteur van Soldaat van Oranje, vond het allemaal fantastisch. Hij beleefde een soort tweede jeugd in het hoofdpersonage, gespeeld door Rutger Hauer. Hij zag zichzelf als held terug op het scherm.’
Later vertrok Verhoeven naar Hollywood. Soeteman volgde niet, ondanks vele verzoeken. ‘Je kunt beter prins in Nederland zijn dan bedelaar in Hollywood. Ik zou ook niet zoiets als Basic Instinct willen schrijven. Ik vind detectives saai. Ik hou helemaal niet van sciencefiction, dus Robocop of Starship Troopers zijn niets voor mij. Verhoeven is een bèta-man (hij studeerde wis- en natuurkunde, red.) die zich openstelt voor de wonderen van het universum. Ik ben taalkundige: buiten de interactie tussen mensen, is er niks voor mij. Er is geen God. En er zijn ook geen bewoonde exoplaneten of grote ruimteschepen vol figuren met rare tanden, vreemde oren en een grote helm op die elkaar met lichtzwaarden tegen het hoofd slaan. Ik verveelde mij te pletter bij Star Wars.’
Op de vensterbank van de zolder staan twee gouden kalveren. ‘Mijn eerste ontving ik in 1989. Ze hadden keurig mijn naam op de sokkel gezet. Ik las: “Gerard Soeteman, voor zijn grote verdiensten in de... filmmuziek.” Dus ik schoot in de lach en zei: “Ik kan nog geen noot zo groot als een huis lezen!” Het is allemaal een beetje knullig, die showbizz hier. Niet dat het me ook maar een mallemoer interesseert. Prijzen en ik gaan niet goed samen. Toen
Rademakers in 1987 een Oscar won voor De Aanslag, kregen we na de uitreiking in Los Angeles een fantastische grote fles roze champagne. Tijdens de terugvlucht is dat ding door het luchtdrukverschil ontploft: al onze mooie kleren onder die troep. Dus als ik denk aan die Oscar dan zie ik die geëxplodeerde fles voor me.’
In de kast naast Soetemans bureau staan tientallen rode mappen met titelcodes. ‘Allemaal werk in uitvoering. Er is bijvoorbeeld nooit een film gemaakt over het Nederlandse leger in 1940. Die jonge militairen slaagden er toch in om die moffen tegen te houden bij de bruggen bij de Maas. Pas toen Rotterdam is gebombardeerd, was het over. Vanaf de arm van mijn vader zag ik als vijfjarig jongetje hoe de bommen de ramen lieten springen. De brandende gordijnen wapperden naar buiten, als waren het vurige tongen.’
Maar die gebeurtenis is niet bepalend geweest voor Soetemans fascinatie voor de oorlog. ‘In zo’n situatie liegt iedereen, dat heeft toen veel indruk op mij gemaakt. Niemand durfde te zeggen wat hij echt dacht. Iedereen praatte raar en afstandelijk. Thuis zeiden ze wel wat ze dachten. Dat is verwarrend voor een kind. Die manier van overleven boeide me enorm. Dat zie je terug in al die zeer ambigue figuren die in mijn scenario’s rondlopen.’
Op woensdag 12 december geeft Gerard Soeteman gastcollege in het Lipsius, zaal 011, 18 uur.
‘Ik heb een stuk of zestig documentaires gemaakt die me veel nader tot het hart liggen dan de speelfilms’, zucht Soeteman. ‘Daar heeft dan niemand het over. Maar ik vind die veel interessanter. Bij een speelfilm spelen acteurs de personages die ik zelf heb gecreëerd. Bij een documentaire krijg je te maken met onbekende personen en situaties. Mensen zeggen dingen tegen jou die ze nog nooit eerder hebben verteld. Militairen die in Indië hebben gezeten die eindelijk opbiechten wat er daar is gebeurd.
‘Waar ik het meest trots op ben, is niet eens een eigen documentaire. Ik heb de teksten geschreven voor een documentaire over stakende mijnwerkers in de Andes: totaal vergroeide kinderen die in een karretje over de grond kropen. Deze film maakte zo’n indruk op de kijkers. Er werd nadrukkelijk niet om geld gevraagd, toch zijn er tonnen gestort voor operaties en rolstoelen voor die zielenpieten daar.’