Studentenleven
Column: Cambridge is ?the other place?
donderdag 18 oktober 2018

Toen toeristen foto’s van me begonnen te maken wist ik pas zeker dat ik aan de universiteit van Oxford studeerde. Het was de tweede zaterdag van oktober, Matriculation Day. Gehuld in kleding die op een Harry Potter-set niet zou misstaan begaf ik me in een stroom van eveneens volgens strikte voorschriften geklede studenten naar het Sheldonian Theatre. Een buitenkansje voor de gemiddelde Japanse toerist met camera in de aanslag.

We waren vooraf nadrukkelijk gewaarschuwd dat de kledingvoorschriften zeer nauw luisteren. De handhavers van Oxfords sub fusc-dresscode kennen geen genade: de witte blouse moet een hoge kraag hebben, het lint om de nek moet zo geknoopt zijn dat beide uiteinden even lang zijn en de gown moet precies tot de knieën komen.

Iedereen in Oxford kent de verhalen over studenten die de toegang tot hun examens of zelfs hun diplomering wordt geweigerd vanwege sokken die niet hoog genoeg zijn of een rok die donkerblauw in plaats van zwart is. Een huisgenoot betrapte ik er de avond van tevoren op dat hij een wit randje op zijn schoenen zwart zat te verven. Voor special snowflakes geen ruimte.

In rijen van vier betraden we met de dean van ons college het Sheldonian Theatre. Binnen vond een oeroude ceremonie plaats waarin de ene hoge piet van de universiteit in het Latijn aan de andere vroeg of zij deze studenten officieel wilde toelaten. Tot ons aller opluchting antwoordde ze, eveneens in het Latijn, bevestigend. Er volgde nog een korte speech in het Engels waarin we gefeliciteerd werden met onze toetreding tot de sekte – zo voelde het althans. Het hele gebeuren duurde nog geen tien minuten, maar wordt in Oxford als zeer belangrijk beschouwd. Afwezigheid wordt niet getolereerd, without matriculation no graduation.

Het ritueel sloot de introductietijd formeel af, al hadden we er tegen de tijd van de ceremonie al een week aan colleges opzitten. Het collegejaar in Oxford bestaat uit drie keer acht weken, en men gaat er prat op dat er in die vierentwintig weken twee keer zo veel werk verzet wordt als aan andere universiteiten in veertig weken.

Na mijn eerste week geloofde ik dat direct. Nog nooit had ik zoveel pagina’s moeten lezen ter voorbereiding van colleges en al helemaal nooit was er van me verwacht dat ik me in werkgroepen elk artikel tot in de kleinste details kon herinneren. Een lichte cultuurshock.

De week voordat het semester begint, liefkozend 0th week genoemd, wordt gebruikt voor introductiebijeenkomsten. Ik kreeg er legio van mijn college, mijn studie en mijn departement. Meerdere keren werd benadrukt dat ‘Oxford geen fout heeft gemaakt. Jij hoort hier thuis.’ Imposter syndrome is veelvoorkomend. Niet heel verwonderlijk, gezien de vele formal dinners en recepties waar we in de eerste weken al bij aanwezig moesten zijn in onze netste kleren om te dineren of wijn te drinken in settings die zo chique waren dat ze soms als een andere planeet aanvoelden voor een eenvoudige student uit Nederland.

Er was meer waar ik aan moest wennen. Het Oxfordvocabulaire, bijvoorbeeld. De semesters hebben aparte namen (Michaelmas, Hilary en Trinity), een PhD heet hier een DPhil en als je het over je bachelor hebt in plaats van je undergrad krijg je vreemde blikken. Wanneer je iemand ontmoet, dien je eerst naar zijn college en daarna pas naar zijn studie te vragen. Bij een formal dinner ga je pas zitten wanneer de Warden de grace heeft uitgesproken. En, het belangrijkste, over Cambridge spreek je alleen met de woorden ‘the other place’.

Andere dingen gaan dan weer precies zoals je zou verwachten. Zo moeten we bij elk college onze handtekening zetten bij aanwezigheid. Niet voor de opleiding, maar voor de immigratiediensten, die internationale studenten die onvoldoende presteren of vaak afwezig zijn met liefde en plezier het land uitgooien. We moeten immers niet denken dat we iets voorstellen.

Marit de Roij studeerde geschiedenis en Russische studies

in Leiden en volgt nu een vervolgmaster in Oxford