Wetenschap
Hoeveel salaris verdient een boom?
Milieuwetenschappers willen graag in kaart brengen wat de natuur oplevert. Maar zelfs als dat lukt, betekent dat nog niet dat beleidsmakers met hun werk aan de slag kunnen.
donderdag 13 september 2018

Stel je voor, je bent een gemeente, en je wil aan de slag. Net als in het liedje: Pave paradise, to put up a parking lot. Parkeerplaatsen zijn namelijk grof geld waard: een overdekte in Amsterdam gaat tegenwoordig voor 75 mille. Mensen met auto’s houden van parkeerplaatsen, dus je maakt vrienden als je daarvoor wat bomen omzaagt.

Het is dan goed om te beseffen dat bomen ook wat waard zijn. Ze verhogen de waarde van huizen die erbij in de buurt staan, ze halen fijnstof uit de lucht, mensen in een groene buurt maken vaker een ommetje en dat komt de volksgezondheid weer ten goede, enzovoort. En zo’n boom vraagt er niet eens salaris voor.

De natuur doet allerlei dingen die mensen goed uitkomen, en maar al te vaak komen we daar pas achter als het te laat is. De natuurlijke bestuivers raken op, en om te zorgen dat er een oogst komt moet je een imker laten voorrijden met een vrachtwagen vol bijenkorven. Je kapt het mangrovewoud voor de kust weg zodat er een lucratieve garnalenkwekerij kan komen, en vervolgens spoelt een tsunami je eiland weg. Eigenlijk had je een kustwering van miljoenen moeten aanleggen om het werk te doen dat die mangrovebomen al gratis voor je deden.

Al die dingen die de natuur voor de mensen doet, noemen milieuwetenschappers ecosystem services. Alles dat je kan bedenken valt eronder: waterzuivering, vis uit de zee en het recyclen van voedingsstoffen, maar ook de bijdrage van groen aan een stadsgezicht. En omdat milieuwetenschappers nu eenmaal wetenschappers zijn, plakken ze er graag cijfers op. Zoveel kilo CO2 opgeslagen, zoveel liter water gezuiverd, zoveel toeristen die zeehondjes komen kijken en zo-en-zoveel geld meebrengen, enzovoort. Het werkt allemaal wat minder goed als de natuur ook een spirituele waarde heeft: als een berg heilig is voor de bewoners ervan, hoeveel moet een mijnbouwbedrijf dan bieden om ze af te kopen? In theorie, echter, helpen die indicatoren van de ecosysteemdiensten om een afgewogen beslissing te maken.

Gapend gat

In de praktijk valt dat vies tegen. ‘Het gaat vaker mis dan goed’, vertelt milieuwetenschapper Alexander van Oudenhoven. Zelf werkte hij samen met beleidsmakers van onder meer de Gemeente Leiden, Rijkswaterstaat en de provincie Zuid-Holland. ‘De interesse is groot, maar wetenschappers leggen vaak de focus op het precies, correct en geloofwaardig maken van hun indicatoren. Dat is natuurlijk ook wat het wetenschappelijk maakt, maar het is niet genoeg. Als de beleidsmakers je niet begrijpen, of wat je zegt niet kunnen relateren aan hun wetten of beleid, dan is er een heel groot gapend gat.’

Een voorbeeld. ‘De gemeente Leiden wil alles op kaarten zien. Dus moeten wij indicatoren vinden die op een kaart passen. Niet elk onderwerp leent zich daarvoor: hoe zet je biodiversiteit op een kaart, gegeven het feit dat dieren kunnen bewegen? Wetenschappelijk gezien kom je dan niet altijd op de proppen met de meest precieze en correcte indicator, maar wel een waar beleidsmakers zich in herkennen’

Samen met negentien collega’s uit diverse landen stelde hij een lijst op van zestien aanbevelingen voor hoe het wel moet. Zestien criteria in totaal; de liefhebber kan ze nalezen in het vakblad Ecological Indicators. Ze moeten een wetenschappelijke basis hebben, en als het even kan bruikbaar zijn voor meer dan één stukje natuur. En iedereen moet het min of meer eens zijn over de betekenis ervan.

Scheveningseweg

Van Oudenhoven: ‘Als je alleen in euro’s praat, ben je helft van de mensen aan tafel al kwijt. Iets dat aan voedselveiligheid of volksgezondheid gerelateerd is, is vaak veel belangrijker. Het gaat de meeste mensen helemaal niet om tien of twaalf euro, het gaat om de bomen in hun straat, en of ze straks viezere lucht in gaan ademen of niet. Ook cultureel erfgoed wordt er vaak bijgehaald. Dat is niet alleen die heilige berg: kijk maar naar de kap van bomen rond de Scheveningseweg in Den Haag. Ook hier worden mensen ontzettend boos, en dat heeft niks met geld te maken, of met tonnen opgeslagen CO2: het zijn Haagse reuzen, die het beeld van de stad tekenen. Culturele waarde is ook een argument: het is niet altijd in geld uit te drukken.

‘Het meest urgente criterium voor mij is dat beleidsmakers ook een stem hebben gehad, en zich herkennen in het onderzoeksproces. Als jij ergens mee komt dat niet nuttig is, gaat het meteen de prullenbak in. Als je de belofte die deze wetenschap in zich heeft waar wilt maken, moet je ook dat laatste stapje zetten en zorgen dat de beleidsmaker er wat mee kan. Wetenschappers hebben te lang aangenomen dat men toch wel wil luisteren, omdat het over iets heel belangrijks gaat: onze wereld. Maar misschien kan men niets met je bevindingen, of zijn de conclusies te overweldigend. Dat vraagt best veel van de wetenschapper die zich hiermee bezighoudt, en pas de laatste vijf jaar komen er echt initiatieven om de stap van ecologische economie naar bestuurskundige vraagstukken te zetten.’

Je hoeft beleidsmakers niet iets te vertellen wat ze toch al wilden horen, benadrukt Van Oudenhoven: ‘Maar je moet wel zorgen dat ze begrijpen wat je ze aanbiedt. Context is in dit vakgebied altijd maatschappelijk relevant. Wat je ook doet, het komt toch linksom of rechtsom een keer bij een beleidsmaker terecht. Dan kun je je er maar beter op voorbereiden.’

Bart Braun